Ned. geograaf. * 11 Juli 1866 te Amsterdam, † 4 Dec. 1923 te Utrecht. Leerling van den eersten Ned. hoogleeraar in de aardrijksk., dr.
C. M.
Kan te Amsterdam. In 1908 werd N. prof. in de aardrijksk. te Utrecht en later ook aan de Ned.
Handelshoogeschool te Rotterdam. N. plaatste den mensch in het midden der aardrijksk. beschouwing: het nasporen van de correlatie tusschen natuur en mensch beschouwde hij als de hoogste taak van den geograaf.
Daarmede sloot hij nauw aan bij de school van Vidal de la Blanche.Werken: Zur Gesch. der Kartographie Hollands i. d. drei vorigen Jhrdten. (1893); Ned. in woord en beeld (1904); Veth’s Java (2e druk met Snelleman, 1896-1907); De Oost en de West. Voorts een groot aantal art. in het Tsch. Aardr. Gen., waarvan vooral veel naam maakten: Barrièreriffen en atollen in de Oost-Indiese Archipel (1911) en Onderwerpen van studie uit de geografie van Ned. (1917).
Lit.: J. H. Sebus, Herinn. aan J. F. N. (in: Tsch. Aardr. Gen., 1924).
v. Velthoven.