Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 15-08-2019

Jacobijnen

betekenis & definitie

(ook Montagnards), een politieke partij in de Fransche Revolutie, in 1789 ontstaan uit een club van Bretonsche afgevaardigden te Versailles. Met koning en Staten-Generaal verhuisden zij naar Parijs en vergaderden hier in het Dominicanenklooster St.

Jacques, vanwaar de naam J. Zij zelf noemden zich „Amis de la Constitution”.

Sedert werden ook niet-afgevaardigden toegelaten, maar alleen uit den gegoeden stand. Na de afscheiding van de →Feuillants leidt Robespierre de J. in republikeinsche democratische richting; zij noemen zich „Amis de 1’égalité et de la liberté” en krijgen met hun 1.200 nevenclubs de leiding in de Revolutie.

Zij brachten Lodewijk XVI onder de guillotine en begonnen in de Conventie (waar zij naar hun hooge zitplaatsen wel Montagnards of Bergpartij heetten) den eindstrijd tegen de Gironde: 1° als verdedigers van het „volk” stonden zij tegenover de „Gironde-bourgeoisie”, 2° zij verzetten zich tegen haar oorlogspolitiek, die de volken tegenover Frankrijk stelde en binnenslands de aandacht van de Revolutie zou afleiden. Maar is hun revolutie eenmaal gevestigd, dan drijven Robespierre c.s. tot den verdelgingsoorlog tegen de vorsten.

Na de nederlaag van de Gironde legden de J. aan Frankrijk hun Schrikbewind op. Om de massa voor zich te behouden, keerden zij zich tegen extremisten (Enragés, Hébertisten) en lieten zij zich tot een soort staatssocialisme voeren, dat echter door den val van Robespierre niet tot uitvoering kwam.

De nu volgende reactie sloot de J. buiten de regeering, maar onder het Directoire kregen zij weer invloed. Vgl. →Jacobinisme. V.

Claassen.