(aldus de vorm in het gedicht, niet Isengrimus), Latijnsch dierenepos, door magister Nivardus, toch wel monnik van Sint Pieters te Gent, omstreeks 1150. Een twaalftal dierenverhalen, met nog den wolf I. in de hoofdrol, in strijd met den vos Renardus, zijn er tot een kunstvol geheel samen verwerkt.
Is dit gedicht de bron geweest voor de branches du renart, als L. Foulet wil ? Berust het zelf reeds op dierenverhalen in het Fransch, als L.
Willems meent? Oostersche invloed is onmiskenbaar, als in de groote episode van de genezing van den leeuw door den vos, maar Nivardus, of zijn bronnen, hebben toch ook uit de folklore en de volkskunst geput. Daarin zullen de dieren ook wel reeds hun naam hebben gehad.
Het gedicht is een scherpe satire tegen wantoestanden in de kloosters, in de Kerk, in de politiek, ook tegen de Kruistochten en den H. Bernardus.Uitg. E. Voigt (1884 ; die den juisten titel herstelde i.p.v. Reinardus Vulpes, door Mone er aan gegeven). Lit.: L. Willems, Etude sur l’I. (1895). Zie verder bij → Dierenepos. V. Mierlo.