(philol.). Bij een transitief werkwoord gaat de handeling over op een buiten den steller gelegen object (ik sla den hond, ik zag het kind), bij een i. daarentegen blijft de handeling tot diens eigen persoon beperkt (zitten, vallen, loopen).
Inloggen
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Favorieten
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen:
- Je eigen Ensie account
- Direct toegang tot alle zoekresultaten
- Volledige advertentievrije website
- Gratis boek cadeau als welkomstgeschenk