Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 15-08-2019

Inkorting

betekenis & definitie

(Ned. recht). I. of vermindering van giften of schenkingen, hetzij onder levenden, hetzij bij uitersten wil gemaakt, vindt plaats, wanneer deze giften of schenkingen aan het wettelijk erfdeel van anderen mochten tekort doen.

De actie tot i. wordt toegekend aan de legitimarissen en hun erfgenamen of rechthebbenden (zie art. 963a, 967 en 973 B.W.).Dunselman. In het Belg. recht wordt dezelfde actie toegekend aan dezelfde personen als in Ned. (art. 920 en 921 B.W.). De regelen, die men volgen moet om de milddadigheden in te korten, en zoodoende het voorbehouden gedeelte te herstellen, worden opgesomd in art. 923, 925-927. Eerst zullen de milddadigheden, bij testamentaire beschikking gedaan, verminderd worden of wegvallen, daarna de schenkingen onder levenden. Tenware de erflater uitdrukkelijk verklaard had, dat een legaat bij voorkeur op de andere zou uitgekeerd worden, zullen alle legaten pondspondsgewijze ingekort worden; bij het inkorten der schenkingen onder levenden daarentegen begint men met de laatste om van daar op te klimmen tot de oudste; schenkingen, die tegelijkertijd gebeurden, zullen, zonder voorrang van de eene op de andere, pondspondsgewijze verminderd worden.Aangezien het hier gaat om het herstellen van het wettelijk voorbehouden erfdeel, kan de erflater een begiftigden erfgenaam, dien hij wel vermag vrij te stellen van inbreng, niet vrijstellen van inkorting.

Kluyskens.

< >