Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 15-08-2019

Ingang

betekenis & definitie

(bouwk.), toegang tot een terrein of een gebouw, welke gewoonlijk met een hek, deur of poort is afgesloten. Den toegang tot een woning legge men liefst afgekeerd van de heerschende windrichting; den doorgang make men minstens 0,80 m (liever 0,95 m) breed, de deur naar binnen draaiend.

Bij een openbaar gebouw, bijv. een kerk, moet de ingangsdeur naar buiten draaien. Men rekent daar gewoonlijk 1 m toegangsbreedte voor elke 100 bezoekers, zoodat meestal vsch. i. moeten worden aangebracht. Thunnissen.