Groote en kleine (Scolytus scolytus en Sc. striatus). Kevers der eerste generatie begeven zich eind Mei-Juni naar de hoogste takken der iepen en voeden zich met bast, hout en knoppen.
Wijfjes dringen daarna in den bast van ziekelijke of verzwakte iepestammen door, graven daar een loodrechte gang (moedergang), leggen eitjes en de daaruit ontstane larven graven zijgangen met aan het eind een holte (poppenwieg). Kevers tweede generatie Augustus-September. ➝ Iepenziekte.M. v. d. Broek.