Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 22-07-2019

Grieksch schrift

betekenis & definitie

Grieksch schrift - De oudste specimina van Gr. schrift dagteekenen waarsch. uit de 8e (of 7e) eeuw v. Chr.

Evenals in het Pheniciaansch, waaruit het Gr. schrift werd overgenomen (ca. 10e e.), worden aanvankelijk de letters van rechts naar links geschreven; na een korten overgangstijd, waarin de lijnen „ploegsgewijze” (boustrophèdon), d.w.z. achtereenvolgens van rechts naar links en van links naar rechts, loopen, komt men tot de enkelvormige schrijfrichting van links naar rechts. Onder de epichorische of locale systemen, door Kirchhoff beschreven, was het Ionisch alphabet van Milete het volledigste; het bezat nl. ook speciale teekens voor ξ, φ, Ζ, ψ en ω, die in de andere óf alle óf gedeeltelijk ontbraken.

Bij het einde der 5e eeuw v. Chr., onder het archontaat van Euclides (403), wordt het vermelde alphabet officieel in Attica aangenomen en daarna, geleidelijk ook in de andere gewesten van Griekenland.

Tot in de 3e eeuw v. Chr. schrijft men, zoowel op duurzaam materiaal als op papyrus, alleen in niet verbonden, hoekige of „epigraphische” hoofdletters.

Alsdan ontstaan daaruit de afgeronde hoofdletters, de zgn. uncialen, als bijv. ∈ , C , terwijl door en in het minder verzorgde, vlugge schrift de hoofdletters verbonden worden en aldus ontaarden tot de zgn. cursieven. Uit dit cursieve schrift, met een loopende hand geschreven, ontstaat door verdere ontaarding het minuskelschrift, dat van de 9e e. af de oude uncialen verdringt, ook uit de verzorgde boekwerken, met uitzondering echter van bepaalde, bijv. liturgische, teksten, die een klare, dus grootere letter vereischen.

De middeleeuwsche handschriften zijn overwegend minuskelteksten, die, in den beginne regelmatig en klaar, langzamerhand steeds moeilijker leesbaar worden, niet het minst ten gevolge van het toenemend gebruik van afkortingen en ligaturen. Deze kunnen gedeeltelijk worden beschouwd als overblijfselen van het in de Oudheid ook gebruikte tachygraphisch of stenogr. schrift.De 24 letter teekens, waaruit het Ionisch alphabet van Milete en dus ook het normaal algemeen-Grieksch schrift bestaat, dienen ook als cijferteekens: van α' tot ι' = 1 tot 10; van x' tot p' = 20 tot 100; dan ook, met elkaar verbonden, bijv. ια', ιβ' = 11, 12.

In de oude papyri en de middeleeuwsche uncialen is scriptio continua regel, d.w.z. dat de woorden niet gescheiden zijn. Daarentegen worden de accenten regelmatig gezet ook in de minder verzorgde teksten.

Materiaal waarop geschreven werd. Behalve op marmerplaten, zuilen en andere duurzame stof, waarin de letters gehouwen of gegrift werden, schreven de Grieken van de oudste tijden af op aaneengelijmde en opgerolde papyrusblaren (volumen of rol). Van het einde der 3e eeuw v. Chr. af is in Klein-Azië het gewone materiaal echter het perkament (pergamènè), dat zijn naam dankt aan Pergamum, het toenmalig groote productiecentrum, en dat in den grond niets anders is dan de verbeterde diphthera, d.w.z. de bewerkte dierenhuid, die van oudsher in Klein-Azië en het Oosten inheemsch was, zooals het papyrus in Egypte. De papyrusrol werd, via den papyruscodex (d.w.z. de bladen in boekvorm op elkaar gelegd), in de 4e e. na Chr. algemeen vervangen door den perkamentcodex; papyruscodex en perkamentcodex werden hoogstwaarsch. door de Christengemeenschappen uitgevonden. V. Pottelbergh.

< >