Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 04-07-2019

Geneesmiddelen

betekenis & definitie

Geneesmiddelen - noemt men alle middelen, die aangewend kunnen worden om ziekten te voorkomen of te genezen; in engeren zin: de stoffelijke middelen, daartoe gebruikt. Als g. worden gebruikt planten (→ Geneeskruiden), dierlijke organen (orgaanpreparaten), mineralen en daaruit vervaardigde preparaten en sedert de opkomst der chemische industrie tal van synthetisch bereide stoffen.

Ontdekte men vroeger uitsluitend door toeval, dat een stof als g. gebruikt kon worden, sinds de ontwikkeling der → pharmacologie is men in staat de werking op dieren en dierlijke organen te beproeven, zoodat men door systematisch onderzoek van aan elkaar verwante stoffen na kan gaan, welke het meest de gewenschte en tegelijk het minste de ongewenschte (bij-)werking zullen vertoonen (→ Salversan).De behoefte aan gelijkmatig werkende g. heeft er toe geleid regels op te stellen, waaraan deze moesten voldoen, welke aanvankelijk voerden tot stedelijke, later tot landelijke (→ Pharmacopee) en ten slotte tot internationale voorschriften (Conventie van Brussel tot unificatie van sterkwerkende g.). G. worden bereid in apotheken of fabrieken (→ Specialités). Bereiding en aflevering van g. zijn in alle beschaafde landen door wettelijke maatregelen min of meer geregeld. Sterkwerkende g., gewoonlijk vergiften genoemd, mogen alleen op recept of vergiftbewijs afgeleverd worden. Het onderzoek van g. strekt zich uit over identiteit,hoedanigheid, zuiverheid, gehalte aan bepaalde bestanddeelen, werkzaamheid; vele zijn spoedig aan bederf onderhevig, zoodat zorgvuldige bewaring en herhaalde controle gewenscht is.

De werking van g. is afhankelijk van de wijze van toediening: voor of na het eten, al dan niet opgelost, als drank of injectie, al dan niet gecombineerd met andere: sommige verhoogen, andere verzwakken elkaars werking. G. behooren, ten einde misbruik en vergissingen te voorkomen, bewaard te worden buiten bereik van patiënt en kinderen, liefst in een afzonderlijk medicijnkastje; men volge de aanwijzingen op het etiket vermeld en gebruike geen g. uit flesschen of potten zonder etiket, evenmin voor anderen dan waarvoor zij zijn voorgeschreven.

Het aantal g. is legio, naar schatting neemt het jaarlijks met ca. 3 000 toe; een groot aantal verdwijnt na een korten tijd weer; slechts enkele zijn specifiek, d.w.z. in staat ziekten te genezen (kina voor malaria, salversan voor syphilis), de meeste zijn symptomatisch, d.w.z. nemen slechts gevolgen van ziekten weg (hoofdpijn, koorts). In de Ned. Pharm. zijn opgenomen 671 g., waarvan 233 in de apotheken voorradig moeten zijn; in werkelijkheid zijn er veel meer aanwezig. De geneeskundigen, tot het afleveren van g. bevoegd, behoeven slechts 90 middelen in voorraad te houden.

Hillen.