Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 03-07-2019

Frans-Jozef I (Oostenrijk)

betekenis & definitie

Frans-Jozef I (Oostenrijk) - keizer van Oostenrijk en koning van Hongarije (1848-1916). Niettegenstaande zijn zelfzucht en het mislukken van zijn meeste ondernemingen, maakte zijn langdurige regeering hem allengs tot het levend zinnebeeld der dubbelmonarchie, die overigens kort na zijn dood verdween. * 18 Aug. 1830 te Schönbrunn, † 21 Nov. 1916 ald.

F. J. beklom den troon in volle revolutie, ten gevolge van het aftreden van zijn oom Ferdinand I en de abdicatie van zijn vader, aartshertog Frans-Karel.

Het oproer kon slechts met de hulp van Rusland gedempt worden (1849). De keizer voerde een centraliseerende politiek, welke slechts na de militaire nederlagen van 1859 en 1866 opgegeven werd; eerst toen kreeg bijv.

Hongarije zijn zelfstandigheid terug en begon F. J. vrijzinniger te regeeren.

Dank zij zijn alliantie met Duitschland (1879) verkreeg hij op het Congres te Berlijn Bosnië en Herzegowina. Ca. 1900 herbegon de nationaliteitenstrijd (Tsjechen); F.

J. voerde dienaangaande geen bepaalde politiek, maar liet alles zijn gang gaan. In 1914 greep hij slechts aarzelend, gedreven door Wilhelm II, naar de wapenen.

Zijn huiselijk leed (tragische dood van zijn broeder Maximiliaan van Mexico, zijn gemalin, de kroonprinsen Rudolf en Frans-Ferdinand, enz.) droeg bij tot zijn populariteit. Hij was sedert 1854 gehuwd met Elisabeth van Beieren.Lit.: Redlich, Kaiser F. J. von Oesterreich. Eine Biogr. (1928); Tschuppik, F. J. Der Untergang eines Reiches (1933, Fr. uitg. 1933); Ernst, F. J. in time (1933).

V. Houtte.

< >