Framboos - (Rubus idaeus), een plantensoort van de fam. der roosachtigen, Rosaceae, welke in Ned. ook wel hunnebessen of heiningbessen genoemd wordt. Het zijn struiken, die in het wild veel op open plaatsen in bosschen of in kreupelhout groeien.
Ze hebben een losse, witte bloeiwijze, takken van onder bezet met zwakke stekels en roode, soms geelachtige vruchten.Bouman. De framboos kenmerkt zich door een bij rijping der vrucht loslatenden bloembodem. Het hout leeft slechts één of twee zomers, zoodat een voortdurende vernieuwing vanuit den grond noodig is. De Europ. f. maakt bovendien uit het wortelstelsel veel uitloopers, die mettertijd zelfstandige planten worden. De vrucht, eigenlijk een groep vergroeide steenvruchtjes, heeft niet bij alle soorten het bekende frambozenaroma.
Op vele plaatsen in Ned. en omringende landen vindt men het gewas in cultuur, doch slechts Breda en een gedeelte van Schotland zijn belangrijke centra. Naast versch gebruik heeft in het groot industrieele verwerking tot jam, sap en limonade plaats. De cultuur vraagt weinig bedrijfskapitaal, doch veel arbeid en ondervindt veel last van de talrijke ziekten en vijanden (➝ Frambozenkevertje; Mozaïekziekte), die plant en vrucht teisteren. Weersinvloeden geven eveneens vaak teleurstelling.
Lit.: E. Macherauch, Illustr. Handb. Beerenobst-kultur (1919).
Rietsema.