larve van den meikever. Uit de 60 tot 70 eieren, welke het wijfje van den kever 20 tot 25 cm diep in den grond legt, ontwikkelen zich larven met drie paar pooten, die klauwen dragen, en met sterke kaken; zij zijn eerst klein en voeden zich met humusdeeltjes.
Het jaar daarop zijn zij sterk gegroeid en voeden zij zich met wortels van allerlei planten, ook van heesters en boomen. Verpopping in het derde jaar; reeds in het najaar komt uit de pop de kever te voorschijn, die tot het volgend voorjaar in den grond blijft.
Na vier jaar is dus de ontwikkelingscyclus voltooid. De larve van den verwanten duinkever is grooter en verpopt zich pas na vier jaar.
E. kunnen groote schade aanrichten; natuurlijke vijanden zijn mol, spitsmuis en verschillende vogels. Zie afb. bij → Meikever.M.Bruna.