Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 05-06-2019

Eggen

betekenis & definitie

Grondbewerking, welke, als aanvulling van het ploegwerk, ten doel heeft den grond los te maken, te effenen en fijner te verkruimelen om hem geschikt te maken als kiembed voor het zaad. Nevendoel, soms echter hoofddoel, is het losscheuren van onkruidplanten, het boven brengen van wortelonkruiden en het verzamelen hiervan.

Oppervlakkig uitgestrooide zaden worden door eggen ondergebracht, kunstmeststoffen, kalk en entaarde goed met den grond vermengd. Sommige gewassen, bijv. koolzaad en knollen, worden geëgd om een dunneren stand te verkrijgen en om ze van onkruid te zuiveren.

Om dit laatste te bereiken wordt soms ook het wintergraan, vooral rogge en tarwe, in het voorjaar geëgd; door het losmaken van den gedurende den winter soms dichtgeslagen grond wordt de luchttoetreding en daardoor de groei, vooral de uitstoeling, bevorderd.De egge of eg bestaat uit een in een plat vlak werkend raam van hout, ijzer of staal met tanden, voorzien van een inrichting voor aanspanning. Het resultaat van het werk der egge, speciaal de meerdere of mindere diepgang, wordt in hoofdzaak bepaald door het gewicht der egge en het aantal, den stand en vorm der tanden. Elke tand van de egge moet zijn eigen voor beschrijven en alle voren moeten even ver van elkander verwijderd zijn.

Naar den vorm van het raam onderscheidt men: vier-, vijf- en zesbalkseggen. Bij de zigzagegge (fig. 1) loopen de balken zigzagsgewijze van voor naar achter; de S-egge heeft S-vormige balken; de samengestelde egge (fig. 1) is opgebouwd uit meerdere gelijksoortige kleinere eggen, bevestigd aan één gemeenschappelijken boom; bij de gelede egge of schamieregge bestaat het raam uit leden, die door middel van scharnieren beweeglijk aan elkaar zijn verbonden; bij de ketting- of weide-egge, eveneens verdeeld in leden, hier door middel van kettingen of schakels aan elkaar verbonden, heeft elk lid ten hoogste drie tanden. Door de grootere beweeglijkheid der afzonderlijke deelen kunnen de tanden der gelede eggen zich beter aan de oneffenheden van den bodem aanpassen, waardoor zij beter geschikt zijn voor het effenen en fijn verkruimelen van den grond vóór het zaaien, het ineggen van meststoffen en fijne zaden, het voleggen van pootgaten, het loseggen van fijn onkruid, speciaal van mos op grasland en voor het fijn verdeelen van molshoopen, slootaarde en mestflatten eveneens op grasland.

Naar den stand en den vorm der tanden onderscheidt men (fig. 2): rechttandeggen, Zeeuwsche eggen, spijker-, kromtand-, ossehoom-, lepeleggen, beitel- of schoffeleggen en veertandeggen (met veerende tanden).

Bijzondere vormen van eggen zijn verder nog de schijfegge (fig. 3), bestaande uit twee horizontale assen, welke een stompen hoek met elkaar maken. Op elke as zijn op onderling gelijke afstanden een aantal eenigszins schotelvormige stalen schijven met gladden of uitgeschulpten (geschulpte schijfegge of spade-egge) rand bevestigd. De schijven, die schuin op de trekrichting staan, maken met haar randen een snijdende, tevens wringende beweging door den grond, welke daardoor sterk verkruimeld wordt. Uitstekend werktuig voor het verscheuren en verbrokkelen van veen-, heide- en graslandzoden, alsmede voor het bewerken van stoppels. Voor dit doel gebruikt men ook wel de vleugelegge (fig. 4), welke in plaats van schijven vleugelvormige messen heeft, die om schuin staande assen kunnen wentelen. Door middel van een hefboom kan bij beide laatste soorten van eggen aan de schijven een meer of minder schuine stand ten opzichte van de voortbewegingsrichting gegeven worden. Dewez