breede rompvlakte van 1.000 à 1.200 m hoogte ten Z. van Trondhjem in Noorwegen. Tectonisch omvat het verschillende elementen, maar door denudatie werden ze tot één vlak gebied omgevormd, waarbij de hardste deelen gespaard bleven.
Het zijn in het N.W. de Snehätta (2.247 m), in het Z. de Skarstind (1.880 m) en in het O. de Rondane (2.175 m), die in den Ijstijd hun scherpe vormen kregen. De gesteenten, behalve de glimmerschiefer, zijn onvruchtbaar en buiten de dalen is het gebied dan ook zonder bosschen en onbewoond.
Hierbij is ook van invloed, dat het D. een der regenarmste gebieden van Noorwegen is met minder dan 30 cm neerslag. Dit gebied heeft dan ook sterk scheidend gewerkt: ten N. ligt Nordenfjelske, ten Z.
Söndenfjelske. De verbinding van beide ging over de fjeld, een betrekkelijk drukke verbinding voor pelgrims naar het graf van St.
Olav in Trondhjem en als koningsweg. Tegenwoordig bereikt een spoorweg vanuit het Gudbrandsdal met een keertunnel het fjeld en gaat langs Hjerkin, het hoogste punt (1.025 m), naar Trondhjem.
De lijn heeft beteekenis voor het toeristenverkeer naar het mooie Romsdal, voor de wintersport op het D. en voor het vervoer van visch. fr. Stanislaus.