(Grieksche vertaling van den Arameeschen eigennaam Tabitha of Tabea, gazelle, hinde), een weldadige Christin te Joppe. Na haar dood waren de weduwen, die door haar van kleeren voorzien werden, zeer bedroefd.
Het gebed van Petrus riep haar tot het leven trug. Zij was een voorbeeld in het verrichten van goede werken in haar kring (Act. 9). Lammertse.