Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 05-06-2019

Dietsche beweging

betekenis & definitie

Onder dezen naam worden samengevat de strevingen, die gericht zijn op de verwerkelijking van het nationaal-Nederlandsche doel, zooals dit, volgens de opvatting van de dragers dezer beweging, van nature gegeven is aan het Nederlandsche volk van Dollart tot Duinkerken, dat zij als een moreele eenheid beschouwen.

Als dezelfde streving met den naam „Grootnederlandsch” gekarakteriseerd wordt, gaat daar geenerlei imperialistische bedoeling onder schuil, maar bedoelen zij het feit te constateeren, dat de „Nederlandsche” natie over een „grooter” gebied verspreid woont dan het gebied van het Koninkrijk Nederland; men denkt dan met name aan het aaneensluitend gebied, bewoond door de Rijks-Nederlanders en de Vlamingen, die verspreid zijn over den Belgischen en Franschen staat; hierbij komen dan nog de Dietschers in Z.-Afrika. Geenszins ontkennen zij, dat er tusschen de Nederlanders op het aaneensluitend gebied verschillen bestaan; integendeel: men constateert bij voorkeur een rijke verscheidenheid (Brabander, Vlaming, Limburger, Geldersman, Hollander, Groninger, enz.) binnen de nationale eenheid. Zonder twijfel heeft de staatkundige scheiding sinds den 80-jarigen oorlog er toe bijgedragen Rijks-Nederlanders en Vlamingen verder te differentieeren dan geschied zou zijn, als zij binnen één nationalen staat hadden geleefd; vandaar dat de Dietsche beweging het als een van haar taken beschouwt de beide hoofddeelen van den Ned. stam in regelmatig contact met elkaar te brengen tot wederkeerigen steun en verrijking.

De Dietsche bew. streeft er dan ook naar, als naar haar naaste doel, de nationale cultureele eenheid te verwerkelijken. Dit sluit in: versterking van de bestaande ethnologische eenheid door bewuste bestudeer ing en beleving ervan, verlevendiging van het nationaal gevoel door bewustmaking van de waarde der natie en van haar cultuurgoederen voor haar leden, om zoodoende alle nationale krachten tot volste en rijkste ontplooiing te brengen binnen de grenzen, van nature voor deze krachten bepaald.

Sommigen meenen, op staatkundig terrein, het nationaal doel, voor zoover het betreft het aandeel van het Zuiden, te kunnen bereiken door een federatief België. Anderen door een onafhankelijk Vlaanderen; weer anderen door een aaneensluiting aan Nederland. Allen streven naar een cultureele verbroedering om in wederzijdsche beïnvloeding van cultuursfeer de nationale cultureele eenheid te verwerkelijken.

Men kan dientengevolge in de Dietsche beweging onderscheiden: a) strevingen uitsluitend naar behoud en versterking van de nationale cultureele eenheid; b) strevingen, die bovendien staatkundige middelen wenschen aan te wenden om deze cultureele eenheid te bereiken. De aanhangers van deze laatste idee streven naar een min of meer hechte staatkundige eenheid van alle Nederlanders, omdat naar hun meening alleen door middel van een dergelijke staatkundige eenheid de Ned. natie cultureel tot volle ontplooiing kan geraken. Dit beteekent geenszins, dat de Nederlandsche staat andere gebieden zou moeten annexeeren; wel ligt er in opgesloten, dat c.q. het gansche Ned. volk zichzelf vrijwillig zijn eigen nationalen staat zoude geven.

Voor de Dietsche beweging, welke als zoodanig ontstaan is uit de → Vlaamsche beweging en in Nederland het eerst begrepen werd door een figuur als J. A. Alberdingk Thijm, is van groote beteekenis geweest de wetenschappelijke fundeering van haar streven, o.a. door een behoorlijke onderscheiding te maken tusschen de begrippen natie en staat, en door de onderlinge relatie dezen twee vast te stellen. In de Nederlanden zijn op dit studiegebied vooral werkzaam geweest o.a.: mag. Doodkorte O.P., mr. P.

W. de Koning, Th. Platenburg, prof. mgr. dr. J. Hoogveld, pater R. van Santé

O.P., A. v. d. Poel. Behoudens mr. de Koning hebben zij hierbij voornamelijk voortgebouwd op de Thomistisch-Aristotelische staats- en maatschappijleer. » Dietseh Studentenverbond; → Dinaso.

L i t. : P. W. de Koning, Volk en staat (1928) ; Th. Platenburg, Een moderne staatsleer (Brugge 1929);J.Hoogveld, Het wezen der volksgemeenschap (1932); A. v. d. Poel, Nationaliteit en staat (1929). Knuvelder.

< >