Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 24-04-2019

Delftsch aardewerk

betekenis & definitie

Delftsch aardewerk - naam, gegeven aan de Nederlandsche faience-producten uit de 17e en 18e eeuw, waarvan het centrum in later tijd Delft werd. Deze faience-industrie wordt uit Zuid-Ned. (Antwerpen) naar het Noorden overgebracht (wanneer staat niet vast) en ondergaat aanvankelijk sterk den invloed van Spanje (tegels) en Noord-Italië (Venetië).

Door den Spaanschen oorlog geraakt de binnenlandsche fabricatie tot hoogen bloei. De eerste ovens ontstaan in Middelburg, Haarlem, Amsterdam en Dordrecht, alle reeds voor 1585. Invloed van het sinds 1605 met groote hoeveelheden ingevoerde Chineesche porselein (Oost-Ind. Compagnie) doet zich in het begin der 17e eeuw gelden. Daardoor veranderde wel niet de techniek: deze bleef met tinglazuur overtrokken faience, doch de vermenging der klei en het branden geschiedden met grooter zorgvuldigheid, en vooral, men imiteerde en verwerkte zelfstandig de nieuwe buitenlandsche ornamentiek. Overheerschende kleuren worden blauw en wit.

Omtrent het midden der 17e eeuw loopt voor een tijd de invoer der Chineesche waren achteruit (binnenlandsche troebelen in het keizerrijk) en in die jaren (1640-1660) neemt de Holl. faience-industrie een groote vlucht en komt Delft aan de spits te staan, vooral door den ondernemingsgeest van zijn kooplui.

Sinds 1660 begint de Japansche import deze productie weer te fnuiken en oorspronkelijk werk maakt allengs plaats voor navolging van het Japansche ornament. Ook de Japanners zelf werkten veel voor Holland naar door Ned. kunstenaars ontworpen modellen: vandaar dat Holl. en Japansch werk in die dagen zoo treffend op elkaar gaat gelijken. In het begin der 18e eeuw breidt de handel met China wederom sterk uit en begint het definitieve verval der industrie, nog verhaast door de invoering van het goedkoopere Engelsche steengoed (na 1760 Wedgwood-aardewerk). De voorn. Delftsche werkplaatsen waren: De Roos, De Bijl, De drie Klokken, De metalen Pot, De Schenckan, De Dissel, De porceleyne Fles, De porceleyne Schotel en De vergulde Blompot. Zie afb.

Lit.: Paape, De Plateelbakker of Delftsche Aardewerkmaker (1794); Havard, La ceramique hollandaise (21909); Neurdenburg, Oud Aardewerk (1920); Hudig, Delfter Fayence (1929).

Knipping.