Cosmas en damianus - Deze beide heiligen, wier namen in de litanie van Alle Heiligen en in den Canon van de H. Mis voorkomen, waren Arabische gebroeders, die zich voornamelijk op de medische wetenschap toelegden. Bij de Grieken worden zij Anaguroi genoemd.
In de uitoefening der heelkunde waren zij er steeds op uit om de menschen voor het Christendom te winnen. Onder de vervolging van Diocletianus vielen zij als eerste slachtoffers. Na verschillende folteringen te hebben doorstaan, werden zij in 303 onthoofd door den praefect Lysias. Keizer Justinianus liet uit dankbaarheid voor de genezing, die hij op hun voorbede had verkregen, te Konstantinopel hun ter eere een tempel bouwen.
Hun legende en de berichten over de vele wonderen, die op hun graf geschiedden, werden door Deubner (Kosmas und Damian, Leipzig 1907) uitgegeven. Deubner heeft trachten te bewijzen, dat C. en D. verchristelijkte dioskoren waren, hetgeen onjuist is. Wel heeft men zich van hun vereering bediend om den cultus der heidensche fetisjbeelden te verdringen.
Ten tijde der Kruistochten werd in het Oosten de Ridder-orde van St. Cosmas en Damianus gesticht, die naar den regel van den H. Basilius leefde en die zich bijzonder ten doel stelde zieken te verplegen en gevangenen te verlossen.
Voorstelling in de kunst. C. en D., die in de late middeleeuwen tot patronen van chirurgijns en heelmeesters werden gekozen, worden afgebeeld met chirurgische instrumenten. In Frankrijk en België werden zij de patronen van de barbiers (barbiers oefenden eveneens de chirurgie uit), weshalve zij daar worden afgebeeld met schaar, scheermes en zeepkwast. Sinds Cosimo de Medici, wiens patroonheilige Cosmas is, komen beide heiligen veelvuldig in de Florentijnsche kunst voor.
L i t.: Acta SS. (Sept. VII); O. Rosenthal, Wunder heilungen und ärztliche Schutzpatrone i. d. bild. Kunst (Leipzig 1925).
Heijer.