Boejiden - (934—1055). Nadat de wereldlijke macht aan de kaliefen was ontvallen (936), kreeg de amir al oemara (= vorst der vorsten = opperste veldheer) naast alle militaire, ook alle burgerlijke macht. Deze nieuwe waardigheid te verkrijgen werd nu het doelwit van vele eerzuchtigen.
Na veel verwarring gelukte het den Boejide Ahmad amir al oemara te worden (945). Hij nam den titel van sultan (= autoriteit) aan, waarmee hij zijn onbeperkte wereldlijke macht wilde aanduiden. De B. hebben langer dan een eeuw de heerschappij over het rijk der Abbasiden gevoerd; het bijeenhouden konden ook zij niet meer. Zeer scherp komt het verval tot uiting in de afbrokkeling van het rijk in vele kleine staatjes.
Een der B., Adoet, wist het geheele rijk nog eens te vereenigen. De kracht van het geslacht is ten slotte ten onder gegaan én door onderlingen familiestrijd én door oorlogen tegen de dynastieën der Hamdaniden en Gasnawiden. Daar kwam nog bij, dat de B. Sjiietisch gezind waren, terwijl ze formeel een Soennitischen kalief vertegenwoordigden. In 1055 werden de B. door de Seldsjoeken verdreven. Slootmans.