gezamenlijk
gezamenlijk - Bijvoeglijk naamwoord 1. alle 2. van allen, door allen Woordherkomst afgeleid van zamelen met het voorvoegsel ge- met het achtervoegsel -lijk Verwante begrippen algemeen, collectief, gemeen, gemeenschappelijk
Wiktionary (2019)
gezamenlijk - Bijvoeglijk naamwoord 1. alle 2. van allen, door allen Woordherkomst afgeleid van zamelen met het voorvoegsel ge- met het achtervoegsel -lijk Verwante begrippen algemeen, collectief, gemeen, gemeenschappelijk
Muiswerk Educatief (2017)
gezamenlijk - bijwoord uitspraak: ge-za-men-lijk 1. bij of met elkaar ♢ zullen we gezamenlijk naar de kerk gaan? Bijwoord: ge-za-men-lijk Synoniemen bijeen, samen, tezamen Tegenstellingen afzonderlijk, alleenstaand, apart
M. J. Koenen's (1937)
bn., bw. (verenigd; bijeengevoegd; allen of alles samen); met gezamenlijke krachten; de gezamenlijke scheepsmacht, de gezamenlijke werken van Oats, volledige; iets gezamenlijk delen, samen.
Jozef Verschueren (1930)
bn. en bw. 1. allen te zamen genomen, verenigd : de -e burgers; met -e krachten; de -e werken van een schrijver. 2. samen : iets hebben, delen. Tgst. afzonderlijk.
Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)
bn. enbw., I. bw., samen, met elkaar: zij gingen op weg; II. bn., de gezamenlijke burgers, alle burgers; de gezamenlijke werken van een schrijver, zijn complete werken.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: