Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 20-03-2019

Bladkleurstoffen

betekenis & definitie

Bladkleurstoffen - zijn vooral goed bekend geworden door de onderzoekingen van Willstätter en Stoll. Men verdeelt ze in chlorophyl en carotinoïden.

Chlorophyl a (bladgroen a C55H72O5N4Mg) is blauwgroen en verschilt van het geelgroene chlorophyl b (C55H70O6N4Mg) in zooverre, dat het minder geoxydeerd is. Door het licht ontstaan deze kleurstoffen in geëtioleerde plantendeelen (uit protochlorophyl), behalve bij varens en naaktzadigen, waar ze ook in het donker gevormd worden. Deze groene kleurstof maakt het mogelijk, dat de plant koolzuur kan assimileeren. ➝ Assimilatie. Meestal vindt men in een chlorophyloplossing (in alcohol, aether of aceton)

1 molecuul (mol) chlorophyl b op 3 mol chlorophyl a. Carotinoïden zijn het carotine (C40H56) en het xanthophyl (C40H56O2), een oxidatie-product van carotine. De verhouding van carotine tot xantophyl is 0,6 : 1, terwijl er driemaal zooveel groene als gele kleurstoffen in de plant voorkomen. Deze stoffen zijn zeer goed oplosbaar in zwavelkoolstof, benzol en chloroform.

In de bruinwieren komt fucoxanthine voor (C40H56O6), dat gemakkelijk oplost in alcohol.

Lit.: R. Willstätter en A. Stoll, Untersuchungen über chloryphyl (Berlijn 1913). Bouman.

< >