Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 20-03-2019

Binnenvaart

betekenis & definitie

Binnenvaart - (N e d. R e c h t) is geregeld in de art. 748—763 Ned. W. v. K. Te onderscheiden zijn schepen, die over de binnenwateren met het buitenland verkeeren en schepen, die nooit buitenslands komen.

De eerste staan gelijk met zeeschepen, behalve dat zij geen nationaliteit (zie Zeebrief) bezitten en dat laad- en lostijd anders zijn geregeld (art. 748). Op de binnenschepen, die nooit buitenslands komen, is in beginsel wel het zeerecht toepasselijk, maar met vele uitzonderingen. Nationaliteit en bevoorrechte schulden zijn anders en er is een afzonderlijk register voor hen (art. 760). Voor reeders en reederijen van binnenschepen gelden ongeveer dezelfde bepalingen als in het zeerecht (art. 751—762), op den kapitein zijn slechts enkele bepalingen toepasselijk (art. 753), rechten en verplichtingen uit de arbeidsovereenkomst worden niet naar het zeerecht, maar naar het burgerlijk recht geregeld (art. 754). Op het vervoer is het zeerecht ook niet toepasselijk, wel art. 91—99 W. v. K.; uitvoerig wordt het vervoer geregeld in vaste condities, die vaak, zooals de beurtvaartcondities „Stoom en Zeil”, de aansprakelijkheid van den vervoerder voor de goede aflevering van de lading bijna geheel opheffen.

De bepalingen omtrent aanvaring en hulploon van het zeerecht zijn „in het algemeen” ook toepasselijk (art. 756), van de bepalingen omtrent averijen echter slechts enkele (art. 759— 762). De verjaring is op dezelfde wijze geregeld (art. 763). In 1929 heeft een Staatscommissie een nieuw ontwerp met toelichting openbaar gemaakt, dat zich zeer nauw aan het zeerecht aansluit; van verschillende zijden is daartegen verzet gerezen, daar een sterke strooming bestaat om de binnenvaart los te maken van het zeerecht. Dit verzet is ongegrond, immers dat groote gedeelte van de binnenvaart, dat ook op de binnenwateren van het buitenland komt, zooals de Rijnvaart, is altijd vrijwel geheel aan het zeerecht onderworpen geweest, maar nooit is de noodzaak gevoeld daarop de regeling van de kleine binnenvaart toepasselijk te verklaren. Het genoemde onderwerp zal alle binnenvaart onder zijn regeling brengen; het is nog niet als wetsontwerp bij de Staten-Generaal ingediend.

L i t.: diverse werken van mr. W. A. C. van Dam, advocaat te Rotterdam. Loeff.

B e l g. R e c h t. De Belgische wet maakt onderscheid tusschen schepen en binnenvaartuigen. Schepen zijn vaartuigen, die minstens 25 ton meten en gewoonlijk de volle zee bevaren. Binnenvaartuigen zijn deze, die gewoonlijk de binnenwateren of de territoriale wateren der zee bevaren. De Belg. wet voorziet in verschillende afwijkende bepalingen, onder meer voor wat betreft de nationaliteit, de bevrachting, de beperking van de verantwoordelijkheid van den eigenaar, de rechtsverhouding van schipper tot eigenaar, enz.

Collin.

< >