Bakernaam - (Duitsch: Lallname). Kenmerkend voor de eerste periode van het aanleeren van de spraak is bij het kind de neiging tot reduplicatie: papa, baba, mama, tata, enz.
Dergelijke verbindingen van klanken doen dikwijls dienst als persoonsnamen, hetzij ze door het kind zelf als zoodanig bedoeld zijn, hetzij waarschijnlijker onder invloed en suggestie v. ouderen. Dit zijn bakernamen en deze spelen onder de namen, ook van volwassenen, een voorname rol. Velen blijven namelijk hun leven lang, of ten minste zoolang ze in de familie vertoeven, Toto, Mimi, Fifi, enz. heeten, zooals in de kinderkamer. Ook ondergaan de b. in dergelijke gevallen vervormingen, die ze dichter brengen bij de algemeene taal: Mie, Mies, Miesje, Toos, Toosje, Naatje, enz., of ze worden met bekende persoonsnamen geassocieerd: Mie zal Marie zijn, Pim Willem, enz.
Deze associaties zijn voor een deel kunstmatig, daar de eigenlijke b. in vele gevallen buiten elken invloed van een anderen naam ontstaan is. Dubbele consonanten (Adda, Betta, Poppo, Abbe, Botte, Obbe) zijn ook een karakteristiek van b. in de meest verschillende talen. Men brengt dit in verband met de rol, die de geminatie (verdubbeling) als affectief element speelt in de kindertaal.
Lit.: Solmsen, Indogermanische Eigennamen als Spiegel der Kulturgeschichte (Heidelberg 1922, 3 vlg.).
Mansion.