Aulos - oud-Grieksch blaasinstrument, niet, zooals meestal werd aangenomen, een fluit, doch een schalmei. De bespeler van het instrument heette auletes, het spelen zelf auletiek; daarentegen beteekent aulodie: gezang met aulosbegeleiding.
Lit.: A. Howard, The Aulos or Tibia (1893); C. Sachs, Reallexikon der Musikinstrumente (Berlijn 1913).