Asperges me - Beginwoorden van de antiphoon, welke in Kath. kerken voor de Zondagsche Hoogmis bij de zegening met wijwater door den priester gezongen wordt: „Asperges me Domine hysopo” = Bespreng mij Heer met hysop (Ps. 50.9). Het gebruik, in de 9e eeuw ontstaan, schijnt voortgekomen te zijn uit de gewoonte der kloosterlingen om vóór de conventsmis gebouw en kerk met gewijd water te zegenen. Dit geschiedde om hulp en bescherming af te smeeken.
De priester zet de antiphoon in, staande aan den voet van het altaar, om vervolgens den rondgang door de kerk te doen, waar hij de geloovigen met wijwater besprenkelt ter zegening. Intusschen zingt het koor de antiphoon verder af.
Bij kloosterlingen is het veel gebruik, dat de celebrant, na de antiphoon ingezet te hebben, zich het koor in begeeft en den overste wijwater aanreikt, vervolgens beide koorzijden met wijwater besprenkelt (drie richtingen) en dan pas de kerk ingaat.
In den Paaschtijd gebruikt de Kerk deze antiphoon niet, maar zingt het blijde „Vidi aquam”, omdat hierin duidelijker gesproken wordt over het doopsel, dat zoo innig verbonden is met het mysterie van de Verrijzenis.
De liturgische besprenkeling met gewijd water noemt men aspergie. Zie Liturgische Sacramentaliën.
