Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 02-02-2019

Amerikanisme

betekenis & definitie

Amerikanisme - 1° een theoretische en practische richting onder de Amer. Katholieken — later ook in Frankrijk — die, om redenen van apostolaat in de moderne wereld, de tegenstelling tusschen de Kerk en den modernen tijdgeest trachtte te verkleinen en daarom de vrijheidsbeperking van de zijde van het Gezag te besnoeien, zoowel op leerstellig gebied (minimalisme in het geloof) als op dat van het godsdienstig leven (actieve deugden gesteld boven de zgn. passieve, zooals nederigheid, gehoorzaamheid, enz.). Hun, om motieven van apostolaatsijver gezochte, waardeering van andersdenkenden grensde aan een soort interconfessionalisme. De kloostergeloften pasten niet wel in dit systeem.

Toen het naar Frankrijk overwoei en daar indruk maakte, ontstond een polemiek, welke eindigde met een veroordeeling door Leo XIII in 1899 van de op naturalisme uitloopende uitwassen dezer richting, waaraan allen, o.a. Gibbons, Hecker en de Franschman Klein, zich loffelijk onderwierpen. J. Sassen.

2° Amerikanismen in de philologie zijn eigenaardigheden, waardoor het Amerikaansch-Engelsch van het Britsch-Engelsch afwijkt — woorden, vormen, klankverschijnselen, constructies, enz. Immers het Amerikaansch-Engelsch der vroegere kolonisten maakte een eigen ontwikkeling mee, los van het moederland en ontleende zelfstandig aan bijv. Spaansch en Nederlandsch. Vele a. konden beter Hollandismen heeten, daar zij aan Hollandschen invloed te danken zijn. Zulke zijn:
1° familie- en plaatsnamen — Brooklyn (Breukelen), Roosevelt;
2° woorden uit de jongenstaal (hoople = hoepel, dobber = dobber);
3° persoonsnamen (landlooper, pottybocker = pottebakker);
4° adjectiva (niskeery = nieuwsgierig);
5° spijsnamen (olijkoek, pochies == varkenspootjes), enz. Echter vindt men onder de Hollandismen geen woorden voor ethische of intellectueele begrippen, innerlijke beschaving, gemoeds- en gevoelsnuancen.

L i t.: J. S. Farmer, Americanisms (Londen 1888); J.van Ginneken, Handboek der Nederlandsche taal (I 21928). Weijnen.

3° Het woord Amerikanisme wordt ook gebruikt als minachtend spotwoord (waarsch. in Berlijn ontstaan) voor den materialistischen inslag van het maatschappelijk leven sinds ± 1830, voor het bluffen op louter geldbezit en het imponeeren door geen anderen rijkdom dan dezen bruut en dom verworvenen. Zie Almighty Dollar, The. Brouwer.