gebruikelijke term voor het te water laten of van stapel loopen van een schip. Om dit te bewerkstelligen worden de schepen gebouwd op een naar liet water gerichte helling van ongeveer 6 procent en met den achtersteven naar het water gericht.
Houten schepen liet men glijden op de kiel over daaronder aangebrachte met talk en zeep besmeerde houten goten. Ijzeren of stalen schepen worden tot dat doel voorzien van een losse houten kiel of slede. Om kantelen te voorkomen worden aan beide zijden sleden en goten aangebracht; deze noemt men zie slagbedding. Het laatste beletsel waardoor de stapelloop wordt belet, heet de klink. Het te water laten van zeeschepen, vooral van de grootere, gaat gewoonlijk met eenige feestelijke plechtigheid gepaard, meestal wordt dan tevens het schip zoogenaamd gedoopt met het breken van een flesch champagne op den voorsteven. De Japanners laten in plaats daarvan eenige duiven los uit een kooi, die aan den voorsteven is opgehangen.
Bijvoet.
