1.(Gr.), de hoogere bovenlucht, in tegenstelling met aër, de benedenlucht. Woonplaats der goden.
Myth. gepersonifieerd gemaal der Aarde.2.in de natuurk. de hypothetische drager der electr. en magnetische eigenschappen, die men de overigens ledige ruimte toeschrijft. In de relativiteitstheorie daarenboven drager van gravitatie-eigenschappen. Overigens kent men thans den a. geen enkele natuurk. eigenschap meer toe. Zelfs het begrip beweging is op den a. niet toepasbaar. Experimenten (Michelson e.a.) toonen nl. aan, dat geen beweging van de aarde t.o.v. den a. (zgn. aetherwind) bestaat. De nieuwe theorieën laten den a. zoo weinig beteekenis, dat vele geleerden de realiteit er van als werkelijke substantie ontkennen.
Florin.
3.aethylaether, diaethylaetker, C2H5OC2H5. Kleurlooze, vluchtige, beweeglijke en zeer brandbare vloeistof van verdoovenden reuk. Kpt. 35,4°. Dampen zijn zwaarder dan lucht. Bereiding door inwerking van zwavelzuur op alcohol. Uitstekend oplosmiddel voor harsen, oliën, vetten, enz. Daarom in laboratorium en techniek uitgebreid toegepast, o.a. bij de fabricage van nitro-kunstzijde, schietkatoen en kollodion. A. wordt veel gebruikt bij organisch chem. preparatief werk. Na zorgvuldige reiniging dient a. als narcoticum en bij de bereiding van Hoffmann’s druppels. A. wordt in de photographie gebruikt voor koude lakken.
M. Jansen.