Katholicisme encyclopedie

Prof. dr. J.C. Groot (1955)

Gepubliceerd op 02-01-2020

ZALVING

betekenis & definitie

was reeds in het O.T. een rite, welke op priesters en koningen werd toegepast als symbool, dat de geest Gods bijzonder met hen was. Men wist, dat er eens een zoon uit het geslacht van David zou opstaan, die zó volkomen gezalfd zou zijn en vervuld van Gods geest, dat hij dé Gezalfde zonder meer (de Christus, de Messias) zou genoemd worden.

Jesus van Nazareth heeft deze titel voor Zich opgeëist (Matth. 26 : 63) en ook in zijn eerste prediking reeds naar de bekende profetie van Isaias 61 : 1-2 verwezen (Luc. 4 : 18). Volgens de kerkvaders had de zalving van de Messias met Gods geest plaats bij de Menswording: toen werd de menselijke natuur van Jesus door de vereniging met de goddelijke natuurvol van genade, of zoals de Schrift zegt „gezalfd met de H.

Geest en met kracht” (Hand. 10 : 38). Omdat zalf genezend en versterkend werkt ook athleten zalfden hun lichamen werd de zalving symbool van reiniging en versterking.

Deze symboliek vinden wij benut in de riten rond het Doopsel, het Vormsel en het H. Oliesel, terwijl bij de handzalving der wijdelingen en bij de zalving op het voorhoofd in het Vormsel ook de idee van de priesterlijke toewijding aan God een voorname rol speelt.

In het Oliesel en het Vormsel behoort de zalving tot de wezenskern van het sacrament, in het Doopsel, de priester- en bisschopswijding is zij een bijbehorende ritus, die de kern van het sacrament nader expliciteert. De postbaptismale zalving met Chrisma vindt wel haar achtergrond in het feit dat iedere wassing in de klassieke oudheid door een zalving gevolgd werd, terwijl de zalving met catechumenenolie onmiddellijk vóór het Doopsel de zalving van de athleten voor de strijd in herinnering brengt.

Zoals deze bij het Doopsel zijn ook de zalvingen bij de priester(handen) en bisschopswijding (hoofd en handen), en eertijds ook bij de diakenwijding, van bijbehorende aard en ontstaan in de 8ste en 9de eeuw in een klimaat waar men veel waarde hechtte aan de zalving bij allerlei soort wijdingen, nl. in de Gallicaanse liturgie van het Frankenrijk, alhoewel in de 7de eeuw de West-Goten reeds een zalving kenden bij de koningskroning. Hier is duidelijk oudtestamentische invloed te onderkennen, zoals trouwens ook bij de consecratie van kerken, altaren, kelken en klokken.

Het aspect „mededeling van de Heilige Geest” is hier volledig verdrongen (zoals het in de periode van de 8ste en 9de eeuw ook voor het Vormsel op de achtergrond geraakte) en nog slechts het aspect „wijding” overheerst, (zie Olie).j. v. D./A. v.