is de richting in theologie en wijsbegeerte, die aansluit bij de H. Thomas van Aquino.
Dit „aansluiten” betekent niet: „zweren bij de woorden van de meester”, maar diens aanwijzingen volgen om tot verovering van eigen inzicht te komen. Binnen de Scholastiek is Thomisme een streven om wijsbegeerte en geloof te coördineren (zie Geloof en weten). Volgens St. Thomas beweegt het wijsgerig denken zich nl. op het gebied der natuurlijke rede van de mens, waarin echter een natuurverlangen dringt naar een volledig schouwen der waarheid, dat slechts door bovennatuurlijke verheffing gegeven kan worden. De taak der wijsbegeerte is dan nader: een uiteindelijke verklaring te geven van het zijnde in het zijn met de natuurlijke mensenrede zonder beroep op argumenten uit de Openbaring. Toch kan er, ondanks deze onderscheiding, geen sprake zijn van een scheiding tussen wijsbegeerte en geloofsovertuiging; beide komen samen in de ene werkelijkheid van de concrete mens en worden teruggeleid naar de éne oerbron van alle waarheid en werkelijkheid: God.
Het Thomisme is ontstaan in de christelijke middeleeuwse cultuur, en draagt daarvan de kenmerken. Zijn redelijke conclusies over God, wereld en ziel komen overeen met geopenbaarde gegevens daaromtrent (monotheïsme, schepping, persoonlijke onsterfelijkheid). In zijn tijd onderscheidde het Thomisme zich daardoor van niet-christelijke systemen (Averroïsme bijv.). Van de andere middeleeuwse christelijke systemen (Augustinisme, Scotisme e.a.) onderscheidt het zich door een uitdrukkelijker teruggrijpen op Aristoteles. De participatie (deelhebbing)-gedachte, de opvattingen van actus-potentia, substantie-accidens en esse-essentia worden door het Thomisme ook aangewend in de theologie der genade, sacramenten enz. Na een aanvankelijke bestrijding van enige Dominicanen, die met vele Franciscanen als behoeders van het toenmalige Augustinisme optraden, werd het Thomisme door Thomas’ medebroeders al spoedig als de richting in philosophische en theologische vraagstukken aanvaard en verdedigd. Niet altijd echter werd er zelfstandig in thomistische geest over de steeds nieuw opkomende vraagstukken in de wijsbegeerte en in de geloofsstrijd verder gedacht, zodat bij velen het Thomisme een herhalen werd van Thomas’ woorden.
De 16de eeuw zag een renaissance van het Thomisme. Enige Dominicanen (Cajetanus o.a.) trachtten het systeem door nadere preciseringen nog geslotener te maken; men schreef uitgebreide commentaren op Thomas’ werk; sommigen beproefden oplossingen van de vraagstukken der reformatie over praedestinatie, verhouding van genade en vrije wilskeuze in een thomistische geest, die echter door andere scholastieken niet steeds als thomistisch worden erkend. In de 17de eeuw is er hier en daar nog een late uitbloei van dit Thomisme. Pas in de 19de eeuw begint er in sommige milieu’s in Italië een nieuwe waardering voor het Thomisme die men als kiem van het neo-thomistische renouveau van onze dagen erkent. De encycliek Aeterni Putris van Leo XIII (1879) spoort aan zich weer naar het Thomisme te keren om, door het oude met nieuwe bevindingen te doen vergroeien en te vervolmaken, het moderne denken tegemoet te treden. De richtlijnen, die omtrent het Thomisme door officiële kerkelijke instanties gegeven werden, hebben wel allermeest betrekking op de opleidingsinstituten voor de clerus.
Toch kent het Thomisme tegenwoordig ook daarbuiten vertegenwoordigers op philosophisch terrein, die het geenszins beschouwen als een kerkelijke wijsbegeerte, die slechts voor de wetenschap der geopenbaarde leer haar toepassing zou vinden. Talrijke boeken en tijdschriften, verenigingen en congressen uit de laatste decennia getuigen van een opgewekt leven in het Thomisme, waarin zeer veel verschillend gekleurde varianten van neo-Thomisme zijn op te merken. De bronnen van St. Thomas’ oeuvre en zijn tijd worden eveneens met veel eruditie bestudeerd.
Het Thomisme munt uit door systematische eenheid, waarin de grondbegrippen tot in alle onderdelen consequent worden volgehouden. H. RO.