is de periode van geslachtelijke rijping, waarin het meisje tot vrouw en de jongen tot man wordt, althans in biologische zin; want het geestelijk volwassen-worden neemt in onze samenleving aanmerkelijk meer tijd in beslag dan het lichamelijke proces: Dat de puberteit in onze cultuur zoveel conflicten en problemen met zich meebrengt, moet voor een belangrijk deel aan sociaal-historische oorzaken worden toegeschreven.
De puber verkeert in een drempelpositie: hij staat op de drempel van de wereld der volwassenen, waar hij zijn plaats moet gaan innemen. In een maatschappij, die door vaste en algemeen aanvaarde tradities beheerst wordt, is dat niet zo moeilijk; de jonge mens weet waaraan hij zich te houden heeft. Niet zo in onze samenleving, waar men niet alleen, via de moderne communicatiemiddelen, in contact komt met zeden en opvattingen van andere landen en volken, maar waar men ook in zijn onmiddellijke omgeving kennismaakt met milieu’s, waar andere gewoonten en normen gelden dan in het eigene. De puber moet positie kiezen, en hij doet dit vaak heftig, met alle élan van een persoonlijkheid in wording, maar hij wordt geconfronteerd met een veelheid van indrukken, die hij nauwelijks kan verwerken en hij vindt geen steun in tradities, waaraan hij zich kan vastklampen. Die van zijn ouders zijn uit de tijd en worden door zijn leeftijdgenoten niet geaccepteerd, wier ouders waarschijnlijk weer andere tradities kenden dan de zijne. School en vakopleidingen zijn sinds de tijd dat zijn ouders studeerden veranderd, arbeidsvoorwaarden en sociale omstandigheden eveneens.
Hetzelfde geldt voor de omgangsvormen, de houding tegenover het andere geslacht, de wijze waarop men zich vermaakt en ontspant. De religieuze practijk is anders geworden, de eigen overtuiging wordt ongevraagd geconfronteerd met die van andersdenkenden en de veelheid van vooraanstaande maar onderling van mening verschillende autoriteiten maakt het moeilijk iets op gezag aan te nemen. Daarbij komt, dat in onze cultuur eerst jaren na de biologische geslachtsrijpheid tot het geordend uitoefenen van de sexuele functie kan worden overgegaan; dit schept vaak een psychische spanning, die op andere terreinen doorwerkt en de algemene onzekerheid van deze leeftijd sterk kan vergroten. Het is duidelijk, dat in deze levensphase hoge eisen aan de opvoeders worden gesteld, die juist dan niet mogen vergeten dat het in de opvoeding uiteindelijk om het zelfstandig worden van de jonge mens gaat, een geestelijke zelfstandigheid, die niet zonder risico’s wordt bereikt. Ook niet op godsdienstig terrein. Het is een betrekkelijk normaal verschijnsel, dat zij die een christelijke opvoeding genoten, de waarde en juistheid van het geleerde in twijfel gaan trekken en vooral teleurgesteld worden door het feit, dat het kerkelijke leven niet aan de bovennatuurlijke werkelijkheid blijkt te beantwoorden.
Dit kwetst het idealisme van de puber, die de dingen graag radicaal en principieel stelt. Een kleinere of grotere crisis in het geloofsleven is vaak een noodzakelijke doorgangsphase voor hen, die ernst met de godsdienst maken en tot een oprechte religieuze practijk willen komen. j. v. L.