bondsrepubliek in Midden-Europa, telt ca. 7 millioen inwoners, van wie 87 pct. Katholieken, 6 pct.
Evang. Luthersen en 7 pct. andersdenkenden.
De Katholieke Oostenrijkse Volkspartij (O.V.P.) is de grootste politieke partij en wordt gevolgd door die der sociaal-democraten. Naar de volkstelling van 1951, waarbij 6170000 personen zich als katholiek opgaven, kan men Oostenrijk een katholiek land noemen.
Bijna alle Katholieken wensen kerkelijk begraven te worden, laten hun kinderen dopen en verzoeken voor hen godsdienstonderricht op de scholen. Maar slechts 2 millioen Katholieken (ca. 30 pct.) vervullen hun Zondagsplicht, terwijl slechts ca. 43 pct. zijn Paascommunie houdt.
Van de huwelijken door Katholieken gesloten, worden ca. 80 pct. kerkelijk ingezegend. Het geboortecijfer van Oostenrijk behoort (met dat van Luxemburg) tot het laagste van Europa.
Van het sterftecijfer wordt slechts de helft gedekt door de bevolkingsaanwas, zodat de Oostenrijkse bevolking sterk veroudert. Het aantal priesters is te klein en ook hier treedt een sterke veroudering op, omdat het getal priesterwijdingen steeds geringer wordt.
Mogen in Tirol de verhoudingen gunstiger liggen, in Wenen is de situatie des te ongunstiger. Jaarlijks wordt in Oostenrijk en in het bijzonder in Wenen een groot aantal gevallen van afval geconstateerd: in 1952 bedroeg dit cijfer 13 000, waarvan 7000 in Wenen.
Meestal uiten zij zich in weigering om de kerkbelasting te betalen.Over de verhouding tussen Kerk en Staat bepaalden de gezamenlijke bisschoppen hun standpunt in een Witboek, dat in 1955 verscheen. Zij pleiten daarin voor een openlijke erkenning van het in 1933 gesloten concordaat, voor een vrij kerkelijk huwelijk, dat door de Staat wordt erkend (de nationaal-socialistische huwelijkswetgeving bleef na Wereldoorlog II gehandhaafd), en voor een volledig herstel van de door het nationaal-socialistisch regiem aangetaste rechten van het bijzonder onderwijs.
Het Protestantisme (Lutheranisme), dat in de 16de eeuw grote successen boekte in het tegenwoordige Oostenrijk, is door de Contra-reformatie nagenoeg geheel teruggedrongen. In 1900 bedroeg het aantal Protestanten nog maar ca. 100 000. Sindsdien is het toegenomen tot 430 000 (1955). Het merendeel daarvan (400 000) behoort tot de Evangelische Kirche Augsburgischer und Helvetischer Bekenntnisse in Oesterreich. Aan het hoofd daarvan staat een bisschop. c. v. D./P. M.
