Katholicisme encyclopedie

Prof. dr. J.C. Groot (1955)

Gepubliceerd op 02-01-2020

GEBEDSTIJDEN

betekenis & definitie

Kerkelijke, zijn ontstaan naar het voorbeeld van de gebedsoefeningen van de jongere joodse eredienst (vgl. Dan. 6 : 11 en Ps. 54 : 18) en uit de oefeningen, welke de vromen bovendien enkele malen gedurende de dag verrichtten.

Beide gebruiken zijn samengesmolten tot de clericaalmonastieke vormen der getijden: de Vespers als avonddienst, de morgendienst of Lauden, in het Westen voorafgegaan door de nanachtdienst of Metten, gevolgd door de Prime (het 1ste uur volgens de Romeinse dagindeling), de Terts, Sext en Noon (resp. het 3de, 6de en 9de uur) en het kloosterlijke gebed voor het inslapen, de Completen. Evenals de oorspronkelijke gebedsdiensten der gemeente werden deze getijden tot in de 13de eeuw in alle kerken gehouden.

Sinds die tijd begonnen de geestelijken ze, aanvankelijk bij uitzondering, op den duur echter als regel, privé te bidden, daarbij gebruik makend van een brevier, waarin de verschillende boeken, die tot dan toe voor de getijden nodig waren, waren samengevat. Slechts in kapittelkerken en in de kerken der oudere kloosterorden zijn de gezamenlijke getijdendiensten gehandhaafd.

Ook toen de getijden voornamelijk een aangelegenheid van geestelijken waren geworden, zijn althans de Vespers nog lange tijd een volksdienst gebleven. Op het ogenblik verlangt men algemeen het herstel van een avondoefening voor geheel de gemeente, waarin de authentieke elementen der getijden zijn opgenomen: psalmzang, Schriftlezing en gebeden (in de eerste plaats het Onze Vader).

Ook buiten de getijden om hebben de morgen en de avond hun betekenis als gebedstijden behouden. Naast het morgen- en avondgebed kent men in het gezin bovendien het gebed voor en na de maaltijden, door oudkerkelijke schrijvers eveneens tot de vaste gebedstijden gerekend (zie Dag). c. A. E.