Katholicisme encyclopedie

Prof. dr. J.C. Groot (1955)

Gepubliceerd op 02-01-2020

CONCORDAAT

betekenis & definitie

is in brede betekenis elk verdrag aangegaan tussen een Staat aan de ene zijde en de H. Stoel, uit naam van de R.K.

Kerk, aan de andere zijde, waarbij hun wederzijdse verhouding met betrekking tot enkele of alle aangelegenheden, die voor beide van belang zijn, geregeld wordt. In eigenlijke zin is het concordaat de volledige regeling van deze verhouding, met betrekking tot alle voor beide van belang zijnde zaken, terwijl de termen conventie, accoord en modus vivendi alleen een gedeeltelijke regeling betekenen, m.n. betreffende een of andere aangelegenheid.

In principe kunnen ook de bisschoppen, binnen de grenzen van hun bevoegdheid, concordaten met de Staten aangaan en dergelijke concordaten kwamen vroeger wel voor, nu echter in feite niet meer. De bepalingen van de concordaten betreffen doorgaans de rechten en vrijheden van de Kath.

Kerk, de vrijheid van betrekking van bisschoppen en clerus met Rome, de kerkelijke voorrechten (betreffende de militiedienst van geestelijken, de bevoegdheid van kerkelijke rechtbanken), het onderwijs, het huwelijk (al of niet erkenning van het kerkelijk huwelijk), de kerkelijke goederen, de dotatie van de eredienst en van de clerus enz.Betreffende het rechtelijk karakter van de concordaten bestaat er geen eensgezindheid. Volgens de zgn. legalistentheorie is het concordaat een eenzijdige regeling door de Staat uitgevaardigd, een soort rijkswet, waardoor wel de Kerk gebonden is, niet echter de Staat, die deze regeling naar willekeur kan opheffen of wijzigen. Naar een andere opvatting, de privilegiëntheorie, door sommige canonisten voorgehouden, is het concordaat voor de Staat bindend, maar betekent het voor de Kerk alleen een eenzijdige en welwillende toekenning van voorrechten aan de Staat. Ten slotte houdt de verdragstheorie, door andere canonisten en meerdere juristen verdedigd, dat het concordaat een eigenlijk verdrag is, een overeenkomst voor beide partijen in rechte bindend. Het concordaat is volgens deze opvatting een volkenrechtelijk of quasi-volkenrechtelijk verdrag en veronderstelt dus de souvereiniteit en volkenrechtelijke rechtspersoonlijkheid van beide partijen, de Staat en de H. Stoel of de R.K.

Kerk. Volgens sommige volkenrechtstheoretici komt deze rechtspersoonlijkheid toe aan de persoon van de paus, terwijl anderen haar toewijzen aan de H. Stoel, d.i. de centrale regering van de R.K. Kerk, en nog anderen aan de R.K. Kerk als souvereine maatschappij voor godsdienstige belangen van haar leden. Reeds in de middeleeuwen en in de latere tijden werden verscheidene concordaten gesloten.

Als de meest belangrijke gelden het Concordaat van Worms, in 1122, waardoor een einde gemaakt werd aan de investituurstrijd, de verscheidene concordaten in het begin van de 15de eeuw aangegaan, als gevolg van het Concilie van Konstanzie (1414-1418), het concordaat in 1516 tussen paus Leo X en de koning van Frankrijk, Frans I, gesloten, en later het concordaat met Frankrijk, aangegaan tussen paus Pius VII en Napoleon, als eerste consul, een concordaat waarvan de meeste bepalingen voor de Nederlanden werden bekrachtigd door het concordaat van 1827. Na de eerste wereldoorlog werden vele concordaten gesloten, m.n. met Letland (1922), Beieren (1924), Polen (1925), Roemenië (1927), Litauen (1927), Italië (1929), Pruisen (1929), Baden (1932), Oostenrijk (1933), Duitsland (1933), Portugal (1940) en Spanje (1953). Verscheidene van de eerst vermelde werden opgeheven door aanhechting van de staat bij een andere of door eenzijdige opzegging vanwege de Staat, terwijl het concordaat met Oostenrijk, na de aanhechting van deze staat bij Duitsland verdwenen, thans weer gedeeltelijk wordt nageleefd en derhalve als herleefd of bekrachtigd beschouwd wordt. Bovendien werden in dezelfde naoorlogse periode verscheidene particuliere conventies gesloten, m.n. de conventie met Frankrijk (1926), de modus vivendi met Tsjechoslowakije (1927), de conventies met Colombia (1928), de staat Anhalt (1932), Ecuador (1937), Spanje (1941, 1946, 1950) en met Portugal (1928, 1929, 1950).

w. o.

< >