Katholicisme encyclopedie

Prof. dr. J.C. Groot (1955)

Gepubliceerd op 02-01-2020

BARMHARTIGHEID

betekenis & definitie

(be-arm-hart-ig-heid) is de deugd waardoor men anderen in hun nood liefdevol bij wil staan; bij de mens sluit zij ook een geneigdheid tot een passend medevoelen met het leed van de ander in; in dienst van de christelijke liefde wordt zij charitas.

In de H. Schrift is zij op de eerste plaats een veel beklemtoonde eigenschap van God; zij is zijn liefde, voor zover deze zich ontfermt over de nood der schepselen en zeer bijzonder over de ellende onzer zondigheid; de hoogste uiting er van is Gods genadig en vergevensgezind handelen met ons in Christus. Christus zelf is ook vóór alles een „barmhartig Hogepriester” (Hebr. 2 : 17). In Hem wordt Gods barmhartigheid in een menselijk hart vertaald. De Christen is geroepen Gods en Christus’ barmhartigheid na te volgen. De voornaamste werken van barmhartigheid worden traditioneel opgesomd in de zeven lichamelijke werken van barmhartigheid: hongerigen spijzen, dorstigen laven, naakten kleden, vreemdelingen herbergen, zieken bezoeken, gevangenen verlossen, doden begraven (vgl.

Matth. 25 : 35; Tob. 12 : 12), en de zeven geestelijke werken van barmhartigheid: zondaars vermanen, onwetenden leren, bidden voor levenden en doden, goede raad geven in moeilijkheden, bedroefden vertroosten, het aangedane kwaad of onrecht geduldig verdragen, het ongelijk en beledigingen vergeven. De twee laatst genoemde werken zijn vooral een hulp doordat zij zorgen dat de ander zich in een sfeer van welwillendheid kan opgenomen voelen. A. v. R.