Jules Grandgagnage

Schrijver op Ensie

Gepubliceerd op 18-08-2021

Vroegmoderne tijd

betekenis & definitie

In de periodisering van de geschiedenis volgt de vroegmoderne tijd op de late middeleeuwen. Hoewel de chronologische grenzen van de periode ​​openstaan voor discussie, overspant het de periode na de middeleeuwen (ca. 1500) tot het begin van het tijdperk van revoluties (ca. 1800).

KENMERKEN

1 - Een belangrijk kenmerk van de vroegmoderne tijd is het globaliserend karakter - zo was er de exploratie en kolonisatie van de beide Amerika's en het ontstaan van contacten met voorheen geïsoleerde delen van de wereld. De toenmalige machtige staten raakten zo betrokken bij een wereldhandel met uitwisseling van goederen van over heel de bekende wereld.

2 - Kapitalistische economieën en instellingen kregen ook een mondiaal karakter. Dit proces begon in de middeleeuwse Noord-Italiaanse stadstaten, in het bijzonder Genua, Venetië en Milaan. De vroegmoderne tijd zag ook de opkomst en het begin van de dominantie van de economische theorie van mercantilisme. Het luidde ook het begin in van de Europese kolonisatie (15e tot 19e eeuw), die resulteerde in de verspreiding van het christendom over de hele wereld.

3 - De vroegmoderne trends in de verschillende delen van de wereld betekenden een verschuiving van middeleeuwse vormen van organisatie, soms op politiek, dan weer op economisch vlak. Deze periode in Europa getuigde van het verval van christelijke theocratie, feodalisme en lijfeigenschap en omvatte de reformatie, de rampzalige Dertigjarige Oorlog, de commerciële revolutie, de Europese kolonisatie van Amerika, alsook de de Gouden Eeuw van de piraterij. De Ming-dynastie heerste over China aan het begin van de vroegmoderne tijd, en verzekerde "een van de grootste tijdperken van ordelijke regering en sociale stabiliteit in de menselijke geschiedenis." [1] Tegen de 16de eeuw werd de Ming-economie nog gestimuleerd door de handel met de Portugezen, de Spanjaarden en de Nederlanders. Tijdens de Azuchi-Momoyama periode in Japan bloeide de Nanban-handel na de komst van de eerste Europese Portugezen.

4 - Andere opmerkelijke trends van de vroegmoderne tijd zijn de ontwikkeling van de experimentele wetenschap, de inkrimping van de relatieve afstanden door verbeteringen in het transport en de communicatie, de steeds snellere technologische vooruitgang, de toenemende secularisatie van de politiek, en het begin van de autoritaire staten in verschillende regio's van de wereld.

ONDERVERDELING

Afhankelijk van het perspectief wordt de vroegmoderne tijd verder onderverdeeld in de volgende periodes:

1) Tijdperk van de renaissance (ca. 1350-1450)
2) Tijdperk van de ontdekkingen (1415-1531)
3) Tijdperk van de reformatie en het schisma van de christelijke kerk (1517-1648)
4) Tijdperk van de barok ("absolutisme") en de verlichting (ca. 1650-1789)
5) Tijdperk van de Franse Revolutie (1789-1815)

In een gangbare periodisering van de geschiedenis maakt de vroegmoderne tijd deel uit van de nieuwe tijd, die als volgt wordt onderverdeeld:

1) de vroegmoderne tijd vanaf de ontdekking van Amerika tot de Franse revolutie in 1789;
daaropvolgend de nieuwere tijd voor de geschiedenis tot aan de Eerste Wereldoorlog / de Russische Revolutie;
2) en de nieuwste tijd of 'moderne tijd' voor de geschiedenis sedertdien; met eigentijdse geschiedenis verwijst men naar de huidige 'levende geschiedenis': geschiedenis die betrekking heeft op de laatste paar generaties (ca. 80 jaar).
Al naargelang het land en de cultuur bestaan hier variaties van.

MODERNE PERIODISERINGEN

Over de mogelijke periodiseringen bestaat in onze tijd geen consensus onder historici. Uiteindelijk zal de periodisering en de terminologie in belangrijke mate afhangen van de invalshoek die wordt gehanteerd. Een voorbeeldje maakt dit duidelijk. Zo spreken hedendaagse historici zowel over Moderne tijd en Nieuwe tijd als over Ancien régime, waarmee ze grosso modo dezelfde periode bedoelen. Indien men aan het cultuurfenomeen renaissance een beslissende betekenis toekent, dan situeert het omslagpunt van de Moderne tijd zich waarschijnlijk al omstreeks 1400. De historicus die het belang van de ontdekkingsreizen wil beklemtonen, zal daartegenover eerder kiezen voor 1492. De Franse historicus Fernand Braudel verkoos dan weer om, op basis van studies naar onder meer de golf van prijsbewegingen, voor een begintijdvak 1450-1650, wat hij de "lange zestiende eeuw" noemde. Uiteindelijk heeft Johan Huizinga een punt als hij zegt dat vage en globale periodeaanduidingen te verkiezen zijn, omdat elke aanduiding en periodisering omstreden is en nooit meer is dan een hulpmiddel voor de historicus.

Noot
[1] Edwin Oldfather Reischauer, John King Fairbank, Albert M. Craig (1960) A history of East Asian civilization, Volume 1. East Asia: The Great Tradition, George Allen & Unwin Ltd.