I. I. v. (-men; -metje) Eig.
1. tallusplant zonder bladgroen, met draadvormige struktuur, ip alierlei vormen: de paddestoelen zijn -men; men kent thans ongeveer 40000 soorten van -men; de meeste -men ademen koolzuur uit en ruiken duf. → Zwammen.
2. Uitbr. uitwas aan bomen.
II. Metn. [van I I 1 o toebereide zwam als middel om vuur te vatten, tonder.
II. m. en v. (-s) Stud. zwammer, zwamster.