Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

Gepubliceerd op 24-02-2020

zuidpool

betekenis & definitie

('zuit) v. (...polen)

I. Eig.
1. zuidelijk uiteinde van de aardas of van de as van de →: hemel : de landen aan, om de – gelegen; magnetische –, punt op aarde waarheen de zuidpool der magneetnaald wijst.
2. punt der kompasnaald die naar het zuiden gekeerd is.

II. Metn.

1. streek in de onmiddellijke nabijheid van de zuidpool : een tocht naar de –.
2. een der polen van een →: magneetnaald.

Enc. Het gebied om de zuidpool, het zuidpoolgebied of de antarktis is een vasteland, waarvan de oppervlakte thans op 14.300.000 km2 wordt geschat en de bevolking op ± 2200 mensen. Het is rijk aan steenkolenlagen en andere mineralen. De verkenning ervan begint met de tweede reis van COOK die 1774 tot 71° 10’ doordrong. Ross bereikte in 1842 78°. Eerst sinds 1890 werden de expedities talrijker.

DE GERLACHE overwinterde het eerst 1898–1899 op Graham Land en een Duitse expeditie onder DRYGALSKI ontdekte 1902 Wilhelms Land. SCOTT kwam 1903 tot 82° 17’, SHACKLETON in 1909 tot 88° 23’. De pool zelf werd 1911 door AMUNDSEN, 1912 door SCOTT langs een andere weg ontdekt. In 1930 en ook nog later verbleef de Noordamerikaan BYRD in het zuidpoolgebied voor wetenschappelijke onderzoekingen en stond met zijn landgenoten door de draadloze in geregelde verbinding. Ondertussen beschouwt Engeland twee sektoren van het zuidpoolgebied als zijn eigendom nl. de Weddell Sektor tussen 20° en 80° W. L., afhankelijk van de Falkland Eilanden, en de Ross Sektor tussen 160° WL. en 160° OL., afhankelijk van Nieuw-Zeeland.

< >