Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

Gepubliceerd op 24-02-2020

zending

betekenis & definitie

v. (-en)

A. [zenden 1]
I. Eig.
1. Algm. het zenden: een van vaten.
2. Inz. uitstorting: de van de H. Geest.

II. Metn. [van I 1]

1. wat gezonden wordt: een van mijnheer.
2. taak, opdracht waartoe men gezonden wordt: iets als, tot hebben.
B. [zenden 3]
I. Eig. Prot. verkondiging van het evangelie: de buitenlandse -; de inwendige -, in het binnenland.

II. Metn.

1. standplaats van een zendeling: zijn ligt op een eenzaam eiland.
2. gezamenlijke zendelingen: het werk der -.

< >