Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

Gepubliceerd op 24-02-2020

zeef

betekenis & definitie

v. (zeven; -je) [~ zijgen] werktuig met een bodem vol gaatjes om te ziften; meel door de laten gaan; de bodem van een is gewoonlijk van ijzergaas; Meetk. van Eratosthenes, manier om de eerste of ondeelbare getallen af te scheiden en in een tafel samen te brengen. Gez. dat is zo dicht als een -, is vol gaten; zij is zo dicht als een -, verklapt alles dadelijk.

Syn. teems.

< >