Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

Gepubliceerd op 24-02-2020

Willems

betekenis & definitie

('willəms)

1. (Jan Frans) Vlaams letterkundige, ° 11 maart 1793 te Boechout, was o. a. ontvanger der registratie te Antwerpen, werd 1831, wegens zijn Vlaamsgezindheid, verbannen naar Eeklo, 1835 eveneens ontvanger der registratie te Gent, waar hij 24 juni 1846 ✝. Hij is de „Vader der Vlaamse Beweging”. Door zijn Verhandeling over de Nederduytsche Taal- en Letterkunde, opzigtelijk de Zuydelijke Provinciën der Nederlanden (1824) leverde hij het bewijs dat het Nederlands, dat na 30 uit het bestuur van het land werd geweerd, steeds de „nationale” taal was geweest. Hij stichtte 1836 de Maatschappij tot Bevordering der Nederduytsche Taalen Letterkunde die tien jaar lang het Belgisch Museum uitgaf. Hij toonde de Vlaamse oorsprong van de „Reinaard de Vos” en bereidde de uitgave voor van Oude Vlaemsche Liederen (1848 ). In 1841 kwam, door zijn initiatief te Brussel een Nederlands Taalen Letterkundig Kongres bijeen. Het Willemsfonds werd naar hem genoemd.
2. (Louis) Vlaams geneesheer, ° 25 april 1822 en + 21 januari 1907 te Hasselt; vond een serum tegen runderborst-, vlies- en longontsteking.

< >