Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

Gepubliceerd op 24-02-2020

Willem van Oranje

betekenis & definitie

('willdəm) prinsen :

I. de Zwijger, stadhouder 1558-1584, 0 24 april 1533 te Dillenburg, oudste zoon van Willem de Rijke, graaf van Nassau-Dillenburg, en Juliana van Stolberg. Luthers opgevoed, werd hij als page van Karel V katoliek door toedoen van diens zuster Maria van Hongarije, erfde 1544 van zijn neef René van Chalons het prinsdom Orange en werd 1558 door Filips II tot stadhouder van Holland, Zeeland en Utrecht benoemd. In 1568 stelde hij zich aan het hoofd der ontevreden Nederlanders en begon tegen Alva de Tachtigjarige Oorlog (1568-1648). In oktober 1568 trok hij met 14.000 man bij Stokkem over de Maas, maar werd door Alva tot de terugtocht gedwongen. Hierop maakte hij zich de watergeuzen dienstbaar. Deze namen onder Lumey en Treslong 1 april 1572 den Briel, dat Bossu tevergeefs trachtte te heroveren. Willem trad nu ook zelf weder op, maar zijn veldtocht door Zuid-Nederland mislukte. Intussen bemachtigden zijn aanhangers in Friesland, Overijsel en Gelderland talrijke plaatsen, niettegenstaande de herovering 1573 van Zutfen, Naarden en Haarlem door Alva’s zoon, Frederik de Toledo. De watergeuzen versloegen de Spaanse vloot op de Zuiderzee en maakten in Zeeland aanhoudend vorderingen. Onder Requesens overwonnen zij 1574 nogmaals de Spaanse vloot bij Reimerswaal en bemachtigden nagenoeg geheel Zeeland; hetzelfde jaar moesten de Spanjaarden het beleg van Leiden opgeven, waar Willem 8 febr. 1575 de hogeschool stichtte. Na de dood van Requesens en het bloedbad door de Spanjaarden te Antwerpen aangericht (Spaanse Furie), verenigde Willem 8 nov. 1576, bij de Pacifikatie van Gent, de gezamenlijke Nederlanden in de strijd tegen Filips II van Spanje. De 9de jan. 1577 werd de Pacifikatie van Gent door de Unie van Brussel bevestigd. Ditzelfde jaar veroverde Requesens’ opvolger, Juan van Oostenrijk, het kasteel van Namen, maar werd door de Algemene Staten vervallen verklaard, terwijl Willem te Brussel als ruwaard van Brabant werd gehuldigd. In 1578 werd, uit naijver op de prins, aartshertog Matthias door een gedeelte van de Brabantse adel tot landvoogd erkend. Hetzelfde jaar droeg Willem de soevereiniteit aan Anjou op en zond koningin Elisabeth van Engeland Jan Casimir van de Palts om de calvinisten tegen Anjou te steunen. Toen onder Farnese, de opvolger van Don Juan, de malkontenten in de Waalse provinciën tegen de calvinisten, die vooral te Amsterdam en te Gent (Dathenus, Hembijze) gewelddadig waren opgetreden, 6 januari 1579 de Unie van Atrecht sloten, bracht Willem 23 januari de Unie van Utrecht tot stand. In 1580 bracht Renneberg Groningen, Drente en een deel van Overijsel weer onder ’s konings gezag, 24 juni werd de prins door Filips in de ban gedaan. Deze vogelvrijverklaring werd door Willem beantwoord met zijn Apologie, eindigend met de woorden Je maintiendrai [Fr. Ik zal handhaven] en door de Algemene Staten met de afzwering van Filips 1581 te 's-Gravenhage. Intussen had Matthias zijn waardigheid neergelegd en was Anjou door Willems toedoen bij het verdrag van Plessis-Iez-Tours tot heer der Nederlanden verheven. De 18de maart 1582 deed Jauregui te Antwerpen een vergeefse moordaanslag op Willem. Na Anjous vertrek 1584 besloten de Staten van Holland en Zeeland hem tot graaf uit te roepen, toen hij 10 juli te Delft door Balthasar Gérard werd vermoord. Willem I was een man van ongemene schranderheid en beleid, minzaamheid in de omgang, krijgskunde en moed, maar niet vrij te pleiten van heerszucht en list en, op het stuk van godsdienst, onverschillig. Standbeelden van hem bevinden zich te ’s-Gravenhage, te Brussel en te Berlijn. Hij is verheerlijkt in het Wilhemuslied.

II. stadhouder 1647-1650 van Holland, Zeeland, Utrecht. Gelderland. Overijsel. Groningen en Drente, 0 27 mei 1626 te ’s-Gravenhage, zoon van Frederik Hendrik en Amalia van Solms. huwde met Maria Stuart, dochter van Karel 1 van Engeland. Zeer ongaarne zag hij het sluiten van de Vrede van Munster 1648, die hem de gelegenheid ontnam de zuidelijke Nederlanden te heroveren. Tevens kwam hij in twist met de Staten van Holland, die besloten hadden een groot deel van het leger weg te zenden; nam door een staatsgreep 1650 zes leden der Staten gevangen en deed een aanslag op Amsterdam, dat ter wille van de handel toegaf. Zijn plan om met Frankrijk tegen Spanje weer oorlog te voeren, viel in duigen door zijn plotselinge dood 6 nov. 1650 te ’s-Gravenhage.

III. Nederlands stadhouder sinds 1672 en koning van Engeland sinds 1689, ° 14 november 1650 te ’s-Gravenhage, acht dagen na de dood van zijn vader Willem II; werd na de dood (1661) van zijn moeder Maria Stuart, dochter van Karel I van Engeland, door zijn grootmoeder Maria van Solms opgevoed en in zijn jeugd van alle staatsbetrekkingen uitgesloten (→ J. de Witt) totdat hij in de Hollandse Oorlog, toen „de regering was radeloos, het volk redeloos, het land reddeloos”, 2 juli 1672 in Zeeland, 4 juli in Holland tot stadhouder werd benoemd, terwijl de Algemene Staten hem tot kapitein-generaal en admiraal der Republiek verhieven. De oorlog gaf hij een gunstige keer en noodzaakte de Fransen 1674 het land te verlaten. Hierop werd hij stadhouder der heroverde gewesten en de waardigheid van stadhouder der vijf provinciën, Holland, Zeeland, Utrecht, Gelderland en Overijsel, te zamen met die van kapitein-generaal en admiraal der Republiek in de mannelijke linie der Oranjes erfelijk verklaard. In 1677 huwde hij Maria II, dochter van Jakob II van Engeland, tegen wie de whigs 1688 Willems hulp inriepen ; 15 nov. 1688 landde deze in de Tor Baai en werd 21 febr. 1689 te Londen tot koning gekroond. In de Negenjarige Oorlog 1688-1697 versloeg Willem in juli 1690 Jakob II, door de Ieren gesteund, bij de Boyne.

In de Spaanse Nederlanden streed hij aan het hoofd der Nederlandse en Spaanse legers. Bij de Vrede van Rijswijk (sept. 1697) werd hij door Lodewijk XIV als koning van Engeland erkend. In sept. 1701 sloot Willem met keizer Leopold I van Duitsland en de Algemene Staten een verbond tegen Lodewijk XIV (→ Spaanse Erfopvolgingsoorlog). Hij overleed 19 maart 1702 ten gevolge van een val van zijn paard. Willem III werd omstreeks 1660 beschreven als „zeer mooi, met lang maar wel gevormd gelaat, zachte ogen, arendsneus, levendig van geest, welsprekend en vastberaden”. De stadhouder-koning had, hoewel geen krijgsman, al zijn krachten in de dienst gesteld van een hoog ideaal, nl. de verzekezing van het Europees evenwicht en van de godsdienstvrijheid in de protestantse landen.

Zijn voornaamste staatsman was Fagel. IV. Karel Hendrik Friso, stadhouder, ° 1 sept. 1711 te Leeuwarden als zoon van Jan Willem Friso, bij zijn geboorte stadhouder van Friesland onder voogdij van zijn moeder Maria Louisa van Hessen-Kassel, 1718 van Groningen, 1722 van Drente en Gelderland ; huwde 1734 met Anna, dochter van George II van Engeland. In de Oostenrijkse Erfopvolgingsoorlog, toen 1747 de Fransen Sluis belegerden, werd hij tot erfstadhouder der gehele Unie verheven. In 1750 benoemde hij Lodewijk Ernest, hertog van Brunswijk-Wolfenbüttel.tot veldheer en overleed 22 okt. 1751 te 's-Gravenhage. Hij was goedhartig en welwillend en niet ongeneigd tot verbetering van misbruiken, maar tevens middelmatig begaafd, zwak, ziekelijk en weinig zelfstandig, niet berekend voor de zware taak die de ontredderde toestand der Republiek hem op de schouders legde.

V. erfstadhouder der Verenigde Nederlanden 1751-1795. ° 8 maart 1748 te 's-Gravenhage, zoon van Willem IV, regeerde 1751-1759 onder de voogdijschap van zijn moeder Anna van Engeland, 1759-1766 van de Hertog van Brunswijk, die reeds tijdens Anna’s regentschap het kapitein-generaalschap had waargenomen. Meerderjarig verbond zich Willem 1766 in ’t geheim aan Brunswijk door de Akte van Konsulentschap, waarbij deze zijn raadsman werd, terwijl hijzelf de verantwoordelijkheid bleef dragen. In 1767 huwde hij met Wilhelmina van Hohenzollern, een zuster van Frederik Willem II. De Vierde Engelse Oorlog 1780-1784 kostte hem Nagapatam en schonk de Engelsen de vrije vaart op de Molukken. Een dreigende oorlog met keizer Jozef II in 1783 werd door de bemiddeling van Lodewijk XVI van Frankrijk voorkomen. Grote verontwaardiging wekte 1784 het bekendmaken van de Akte van Konsulentschap. Brunswijk nam zijn ontslag en vertrok uit het land; ook Willem verliet 1784 's-Gravenhage en vestigde zich eerst op het Lo, later te Nijmegen. Spoedig daarop braken allerlei binnenlandse onlusten uit (→ Patriottentijd). Toen de Fransen in de Eerste Koalitieoorlog 1795 de Republiek bezetten, vluchtte hij 18 jan. naar Engeland, ging vandaar naar zijn bezittingen in Duitsland en ✝ 9 april 1806 te Brunswijk. Weinig zelfstandig van oordeel, met geringe werklust en inzicht in de staatszaken, overigens eenvoudig, vriendelijk en met de beste bedoelingen bezield, maar zonder wilskracht, was Willem V, ook naar zijn eigen overtuiging, niet de man om de nodige hervormingen in te voeren en de Republiek voor ondergang te redden.