('wervəl) m. (-s; -tje) [Mned. wervelen, draaien] draaibaar voorwerp nl.
1. draaipen
a. om deuren of vensters te sluiten : de op de deur doen; veroud. de - of de -s draaien, de eerste bewindsman zijn.
b. om snaren op muziekinstrumenten vast te hechten.
2. onderdeel van de wervelkolom, wervelbeen.