(we:dər'va:rən)
I. (wedervoer, is wedervaren)
1. overkomen, vooral van iets belangrijks : wat is u op reis zo al -? hem is een groot (on)geluk -. Syn. → bejegenen.
2. toekomen : iemand recht laten -.
II. o. gebeurtenis, voorval, avontuur : zijn vertellen.