('wa:tər) v. (-en)
I. Eig. in het water levende slang nl.
1. venijnige slang in de tropische zeeën (Hydrophida).
2. waterslangetje, slechts enige millimeters lang aardwormpje in het water tussen eendenkroos levend (Nais).
II. Metf. [van I 1]
1. Waterslang, sterrenbeeld aan de noordelijke hemel.
2. waterbuis van leer of zeildoek.