(vri:s) (de)
1. (Adriaan) Nederlands beeldhouwer en bronsgieter, 0 omstr. 1560 te 's-Gravenhage, was leerling van da Bologna te Florence, werkte o. a. voor keizer Rudolf II te Praag; waar hij 1627 ♰; had grote invloed op de Duitse beeldhouwkunst van zijn tijd, vervaardigde o. a. twee fonteinen te Augsburg.
2. (Abraham) Nederlands schilder, ° op het einde der XVIde eeuw te Rotterdam, ♰ omstr. 1650 te 's-Gravenhage; schilderde uitstekende portretten o. a. te Antwerpen dat van kardinaal infant Don Ferdinand.
3. (Martijn Gerritsz. de) Nederlands zeevaarder in de XVIIda eeuw; onderzocht 1643-1644 voor de Oostindische Kompagnie de oostkust van de Japanse eilanden Hondo en Jesso.
4. (Matthias) Nederlands taalkundige, ° 9 nov. 1820 te Haarlem, hoogleraar te Groningen en te Leiden, waar hij 9 aug. 1892 ♰; schreef o. a. Ontwerp van een Nederlandsch Woordenboek (1852), met te Winkel De grondbeginselen der Nederlandsche spelling en Woordenlijst voor de spelling der Nederlandsche taal (1852), en begon met hem 1855 de uitgave van het Woordenboek der Nederlandsche taal.
5. (Hugo) Nederlands plantkundige. 16 febr. 1848 te Haarlem, 1881 hoogleraar, 1896 direkteur van de plantentuin te Amsterdam, ♰ 21 mei 1935 te Lunteren (gem.Ede); wereldberoemd door zijn mutatieteorie, schreef o. a. Het leven der bloem, Leerboek der plantenphysiologie, Hoe soorten ontstaan. Eenheid in veranderlijkheid, Oorsprong en bevruchting der bloemen, Soorten en variëteiten, Afstammings- en mutatieleer, Het veredelen der kultuurplanten.
6. (Hendrik de) Nederlands letterkundige, ° 17 aug. 1896 te Groningen; schreef poëzie o. a.
Lofzangen (1923), Nergal (1937), Atlantische Balladen (1937).
7. (Anne de) Nederlands letterkundige, 0 22 mei 1905 te Assen, is thans onderwijzer te Zeist; schreef o.a .Bartje (1935), Bartje zoekt het Geluk (1940).
8. (Theun de) Nederlands letterkundige, ° 26 apr. 1907 te Veenwouden (gem. Dantumadeel); schreef dichtbundels o. a. Terugkeer (1927) en romans als Friesche Sagen (1925), Het Rad der Fortuin (1938).