('vorstən) o. (-en)
I. Eig.
1. Algm.land van een → vorst.
2. Eert. een der twee rijken Soerakarta en Jogjakarta op Java, die onder een inlands vorst stonden.
II. vorstenlanden Metn. [van I 2]
1. tabak uit die landen.
2. sigaren van die tabak gemaakt.