(vontst) v. (-en)
I. Eig. het vinden : een doen; over een verheugd zijn.
II. Metn.
1. Algm. iets dat men vindt : hij bracht zijn mee naar huis.
2. Inz. a. wat men met de geest vindt : heb je de nieuwe -en in dat boek gezien. b. gelukkige vondst : die titel is werkelijk een -.