m. (-en; -je)
I. Eig.
1. verwensing : met een beladen. Gez. gebroken -, bastaardvloek; in een (of in drie -en) en een zucht, in een oogwenk; -en die een balk in hun wapenschild voeren, bastaardvloeken.
2. Uitbr. heiligschennende uitdrukking : -en uitbraken.
II. Metn.
1. [gevolg van 11] ramp, straf: die man is een der mensheid.
2. voorwerp van verwensing.