v. beweging van de Vlamingen in België tegen de denationalizerende verfransing.
Geschiedenis. Door de absolutistische antinationale politiek der regeringen inz. sedert de hertogen van Boergondië (XVde eeuw), doch vooral sedert de afscheuring van het noorden (einde der XVIde eeuw), door het sympatizeren van een deel der leidende standen met de Franse encyclopedisten en hun aanleunen bij Frankrijk (partij van Vonck), verfransten langzamerhand de ontwikkelde kringen in Vlaanderen. Een ogenblik gestuit door de hereniging met Noord-Nederland (1815-1830), werd die verfransing weer opgenomen, en stelselmatig doorgezet na de Belgische Omwenteling van 1830 door Rogier en zijn volgelingen. De uitsluiting van het Nederlands uit geheel het openbaar leven verwekte te Gent en te Antwerpen verzet reeds vanaf 1832. Deze reaktie was oorspronkelijk vooral van taal- en letterkundige aard en geleid door Willems, Blommaert, Snellaert, Conscience, Th. Van Rijswijck enz.
Die eerste beweging groeide alras uit tot twee evenwijdige stromingen, een kulturele tot herovering en ontplooiing van eigen Vlaams wezen, en een politieke tot verwijdering der oorzaken van de ontaarding. De kulturele beweging uitte zich in de vorming van een Nederlandse pers (Het Handelsblad 1844), in het werk der studentenverenigingen Met Tijd en Vlijt (Leuven 1838), ’t Zal wel gaen, (Gent 1852), in de lessen van David te Leuven (sedert 1836), van J. Van Beers te Lier (sedert 1849), van Heremans en Serrure te Gent (sedert 1854), in de stichting van het Willemsfonds (1851), van het Davidsfonds (1875), van de Nederlandse Taal- en Letterkundige Kongressen (1849), van de Vlaamse Akademie (1886), van de Vlaamse Kongressen (1897), van de Hogeschooluitbreiding te Gent (1892), van de Katolieke Hogeschooluitbreiding te Leuven (1898) enz. In 1840 betraden de Vlamingen het politiek terrein met het petitionnement dat „in Vlaanderen Vlaams” eiste; doch bij de verkiezingen, toen en later, belette de partijpolitiek van liberalen of geuzen tegen papen of konservatieve katolieken, het Vlaams belang op de voorgrond te treden. De agitatie trok zich vooral samen te Antwerpen. Hoofdfeiten waren: instelling en verslag van de Kommissie der Vlaamse Grieven (1857), oprichting van Het Vlaams Verbond te Brussel (1861), van de Nederduitse Bond en van de Meetingpartij te Antwerpen (1861).
Onder de leiding van Coremans en De Laet werden een reeks taalwetten in het Parlement gestemd, die echter geen voldoening schonken. Vanaf 1883 begon men ook Nederlands te spreken in de Kamera, 1895 werd het Staatsblad tweetalig, en 1898 werd aan de Nederlanse tekst der wetten dezelfde kracht toegekend als aan de Franse. Haast geheel onafhankelijk van die politieke beweging was in Westvlaanderen onder invloed van G. Gezelle een niet-politieke stroming ontstaan die Vlaams bewustzijn wilde wekken. Aanvankelijk koncentreerde zij zich in de tijdschriften Rond den Heerd en Biekorf, doch groeide weldra uit tot Blauwvoeterij en Studentenbeweging aan de kolleges en de Leuvense universiteit. Hoofdleiders er van waren Verbeest, Rodenbach.
P. De Mont, Verschaeve en de groep van „De Zwigende Ede” met hun orgaan De Vlaamsche Vlagge. Sedert het begin dezer eeuw smolten de kulturele en de politieke stromingen meer en meer tot één beweging samen. Terwijl innerlijk het Vlaamse bewustzijn groeide, openbaarde zich de kulturele ontwikkeling o. a. in de verspreiding der beschaafde omgangstaal, de stichting van wetenschappelijke tijdschriften, de sociale beweging, de meisjesbeweging, de toenadering tot Noord-Nederland (Algemeen Nederlands Verbond, Grootnederlandse studentenkongressen). Op politiek gebied koncentreerden zich de pogingen hoofdzakelijk op de vernederlandsing van het onderwijs inz. van de Gentse universiteit. Leiders waren Van Cauwelaert, Franck, Huysmans, Coremans.
Van de Perre, Mac Leod, Dosfel, De Raet; een bekend propagandist: Josson. Tijdens de Eerste Wereldoorlog (1914-1918) waren de Vlaamsgezinden verdeeld in aktivisten en passieven. In 1916 werd de universiteit te Gent door de Duitse bezetting vernederlandst, 1917 de bestuurlijke scheiding afgekondigd en hetzelfde jaar door de Raad van Vlaanderen de zelfstandigheid van Vlaanderen uitgeroepen. Tegelijkertijd organizeerde het Vlaamse Front, in het leger, de Vlaamse propaganda en zocht kontakt met de aktivisten in het bezette gebied. Na de oorlog deed de Belgische regering al de onder de bezetting getroffen maatregelen te niet. Sindsdien ontstonden er twee hoofdrichtingen onder de Vlamingen: de minimalisten en de nationalisten.
De minimalisten trachten door een reeks maatregelen van regeringswege de toestand gezond te maken. De nationalisten beschouwen het huidige België of althans het huidig Belgisch regime als minder geschikt voor de ontwikkeling van het Vlaamse volk, en zijn voorstanders of wel van een Belgische federatie of wel van aansluiting bij Noord-Nederland. De ongeldige verkiezing van Borms tot volksvertegenwoordiger voor Antwerpen in 1928 was een waarschuwing voor de regering. In 1930 werd dan ook de Gentse universiteit opnieuw vernederlandst, in 1932 wetten aangenomen over het bestuur, het lager en middelbaar onderwijs, die het princiep „In Vlaanderen Vlaams” erkennen. De Vlaamse nationalisten (Vos enz.) hadden 1931 een wetsvoorstel ingediend tot wijziging der grondwet in een federaal statuut, dat echter door het parlement niet in behandeling werd genomen. Een wet over de vervlaamsing van het gerecht werd 1935 gestemd.
Tijdens de Tweede Wereldoorlog (1939-1945) meenden enkele Vlamingen met behulp der Duitse bezetting hun zaak te kunnen bevorderen, doch te vergeefs. Thans (1950) worden als praktische eisen gesteld:
1) behandeling van Vlaanderen en de Vlamingen door het centraal bestuur te Brussel op dezelfde manier als Wallonië en de Walen, maar uitsluitend in het Nederlands.
2) inrichting van Brussel als een objektief tweetalig gebied zoals het voor de hoofdstad van een tweetalig land past.
3) definitieve vastlegging der taalgrens en afschaffing der tienjaarlijkse taaltelling.